This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Hoofdstuk 2
Het weer
Slide 1 - Slide
Programma van de les
Herhaling paragraaf 4.1
Uitleg paragraaf 4.2
Zelfstandig aan de slag
Slide 2 - Slide
welke formule is juist?
A
absolute druk = luchtdruk - overdruk
B
luchtdruk = absolute druk + overdruk
C
absolute druk = luchtdruk + overdruk
D
luchtdruk = absolute druk - onderdruk
Slide 3 - Quiz
Waarmee meet je de luchtdruk
A
Manometer
B
Barometer
C
Thermometer
D
Hydrometer
Slide 4 - Quiz
Hoe hoger je komt, hoe...
A
groter de luchtdruk
B
meer lucht aanwezig
C
kleiner de luchtdruk
D
minder de luchtdruk te voorspellen valt
Slide 5 - Quiz
Wat is de gemiddelde luchtdruk op zeeniveau?
A
1000 hPa
B
1007 hPa
C
1013 hPa
D
1020 hPa
Slide 6 - Quiz
Bereken de luchtdruk in Pa als de druk 1,345 bar is
A
1,345
B
1345
C
13,45
D
134500
Slide 7 - Quiz
Op 16 december 2011 werd in De Bilt een luchtdruk gemeten van 970 hPa. Een luchtdruk van 970 hPa is ...
A
erg laag.
B
iets onder het gemiddelde.
C
iets boven het gemiddelde.
D
erg hoog.
Slide 8 - Quiz
In een fietsband zit lucht. De band is hard opgepompt. De lucht in de band geeft een tegendruk. Wat kun je zeggen over de tegendruk?
A
De tegendruk in de band is even groot als de luchtdruk.
B
De tegendruk in de band is groter als de luchtdruk.
C
De tegendruk in de band is kleiner als de luchtdruk.
D
te weinig gegevens bekend
Slide 9 - Quiz
Leerdoelen
Je kunt het verschil uitleggen tussen een vloeistof en een bimetaal thermometer.
Je kunt in het deeltjesmodel het verschil uitleggen tussen gasdruk en temperatuur.
Je kunt het absolute nulpunt uitleggen.
Je kunt omrekenen van graden Celsius naar Kelvin.
Slide 10 - Slide
Paragraaf 4.2
Wij denken bij temperatuur vaak aan hoe koud of warm iets is. Natuurkundig gezien zegt de temperatuur daar niets over (dat is onze interpretatie van de temperatuur).
Temperatuur is de snelheid waar mee de moleculen bewegen. Hoe sneller ze bewegen, hoe hoger de temperatuur.