This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Tell me a bit about your weekend!
Slide 1 - Open question
How are
you feeling
today?
Slide 2 - Slide
Goals of today:
Aan het einde van deze les weet ik hoe ik de present simple moet gebruiken, en wanneer ik het gebruik.
Aan het einde van deze les weet ik de goede woordvolgorde en kan ik dit ook opzeggen
Test jezelf ook aan het einde van deze les!
Slide 3 - Slide
I know how to use the present simple, and when to use the present simple.
A
I know.
B
Not yet.
Slide 4 - Quiz
what do you know about the present simple?
Slide 5 - Mind map
wanneer gebruiken we de present simple? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
voor feiten en meningen
B
voor dingen die met een bepaalde regelmaat gebeuren
C
een korte actie die nu gebeurd
D
iets in de toekomst
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Slide
Think about the following sentences for a minute!
Tim ____________ much time on his computer. (to spend)
We ________ not _________ time for this! (to have)
__________ I _________ tired? (to look)
Lily __________ not __________ to go home. (to go) _______ you _________ the present simple now? (to understand)
Slide 8 - Slide
Nieuwe grammatica: word order
1. Translate the following sentences to English:
"Tim bezoekt zijn oma iedere dag"
"Ik ga zondag naar het strand"
Slide 9 - Slide
Zet op juiste volgorde van hoe het in een zin voorkomt: doet wat? - wanneer? - wie? - waar?
Slide 10 - Open question
Word order:
In een Engelse zin is de woordvolgorde altijd: wie doet watwaarwanneer?
Slide 11 - Slide
Now practise yourselves:
-via de links in het huiswerk op magister
-via de studiewijzer -> let me introduce myself -> de links/bijlages die bij "word order" of "Present Simple" horen
-al klaar / snap je het écht goed / meer uitdaging nodig?
Ask the teacher!
Slide 12 - Slide
Heb je de doelen van vandaag bereikt? -Ik weet hoe en wanneer ik de present simple moet gebruiken -Ik weet de goede woordvolgorde en kan ik dit ook opzeggen