H4 klinkerwisseling, vergelijking, mening, woordvolgorde P1

Vertaal deze voorbeeldzin uit de video over fiesta y tradiciones:
~Ik geef de voorkeur aan het carnaval in Cádiz, omdat het Spaanse feest bekender is dan in Nederland.~
1 / 37
next
Slide 1: Open question
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Vertaal deze voorbeeldzin uit de video over fiesta y tradiciones:
~Ik geef de voorkeur aan het carnaval in Cádiz, omdat het Spaanse feest bekender is dan in Nederland.~

Slide 1 - Open question

This item has no instructions

Werkwoorden met klinkerwisseling
Wat weet je na deze les?

- hoe je werkwoorden met een klinkerwisseling vervoegt en toepast in een zin. 
- hoe je vergelijkingen kunt maken
- hoe je een samengestelde zin kunt maken met basisvoegwoorden zoals pero, porque, además, y, etc
- hoe je een zin kunt opbouwen volgens de basisregels van woordvolgorde in de zin. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

parte 1
conjugar los verbos en el presente ~ cambio vocálico (werkwoorden met klinkerwisseling)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Preferir
Volver
pedir
Yo
prefiero
vuelvo
pido
prefieres
vuelves
pides
Él/ ella/ust
prefiere
vuelve
pide
Nosotros
preferimos
volvimos
pedimos
Vosotros
preferís
volvís
pedís
Ellos/ellas
prefieren
vuelven
piden

Slide 4 - Slide

in ieder geval benoemen: 
- drie categoriën (evt nog toevoegen voorbeeld jugar)
- nosotros-vosotros vorm verandert niet
- vertalen voorbeeld werkwoorden
- aandacht voor repaso vervoeging ww -er, -ir- ar

leren of check in woordenboek
empezar (e>ie) - beginnen           sentir (e>ie) - voelen
pensar (e>ie) - denken                   entender (e>ie) - begrijpen     
tener (e>ie) - hebben                       cerrar (e>ie) - sluiten            
dormir (o>ue) - slapen                    mover (o>ue) - bewegen
jugar (u>ue) spelen                           pedir (e>i) - verzoeken                 

Slide 5 - Slide

dit zijn voorbeeld werkwoorden. benoem dat lln dit moeten leren vanuit de woordenlijst óf als ze woorden opzoeken in het woordenboek. dan staat dit erachter. 
meest voorkomend: e>ie, 

opdracht: bestudeer deze slide
stappenplan in een zin
1) uit welke categorie?
2) welke persoon? (onderwerp)
3) kies klinkerwisseling ja/nee én vervoeging van het werkwoord

Slide 6 - Slide

This item has no instructions


Mis padres (volver)_____a casa a las diez.
A
volven
B
volvéis
C
vuelven
D
vuelvéis

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Mónica, ¿(poder)___comprar leche?
A
pode
B
puedes
C
puede
D
pode

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Vosotras (dormir)_____muchas horas.
A
duerméis
B
dorméis
C
duermen
D
dormís

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Chicos, ¿(poder)____abrir la ventana?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Los habitantes (jugar)___un partido de fútbol en la fiesta de San Martín.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

En la noche de San Nicolás nosotros (jugar)___un juego de mesa con la familia.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

La Tomatina es una fiesta que (empezar)...... a las siete de la mañana.

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Bij de volgende opdracht moeten jullie de werkwoorden eerst vertalen voordat je ze vervoegt.
Poder: kunnen/mogen
Mostrar: laten zien
Contar: vertellen
Encontrarse: elkaar ontmoeten
Dormir: slapen
Volver: teruggaan 
Jugar: spelen
preferir: liever willen

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Jij laat zien
wij slapen
ik vertel
zij keren terug
u kunt
zij spelen
juegan
muestras
vuelven
puede
dormimos
cuento

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

nosotros (liever willen) ........ la fiesta holandesa.
A
preferimos
B
prefiero
C
empezamos
D
mostramos

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Hola Ana, ¿(kunnen)_____contarme algo sobre tu vida?
A
cuentas
B
vuelves
C
muestras
D
puedes

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Durante la siesta, los españoles (slapen)___una hora en casa.

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

En Holanda los niños (laten zien)______ el fuego artificial en la Nochevieja.

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Laat met een korte Spaanse zin zien dat je dit onderwerp begrepen hebt. tip: maak een zin die je ook voor je video kunt gebruiken

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

practicar más
https://www.colanguage.com/nl/onregelmatige-werkwoorden-het-spaans#outline6 (opdrachten onderaan)
https://www.youtube.com/watch?v=BVxHJeIt1Dg


Slide 21 - Slide

This item has no instructions

parte 2 
comparaciones en español - vergelijkingen

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Welke Spaanse woordjes hebben te maken met vergelijkingen maken?

Slide 23 - Mind map

This item has no instructions

tan ....... como......
más ...... que.....
menos ..... que.....
zo ...... als .....
minder ..... dan
meer .... dan....

Slide 24 - Drag question

This item has no instructions

vergelijkingen

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

het gebruik van het woordje "lo"

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

maak een zin met de constructie "lo" in de overtreffende trap die je kunt gebruiken voor jouw video

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

maak een zin met de constructie
"lo que" die je kunt gebruiken in je video

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

expresiones de opinión

Slide 32 - Mind map

This item has no instructions

Hoe zeg je: Kerst in Spanje is leuker dan in Nederland.

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

Hoe zeg je: Ik vind Carnaval in Nederland minder interessant dan in Spanje.

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

más
-Extra uitleg: https://www.youtube.com/watch?v=qqFwLXzTJ7w
- Oefenen: https://aprenderespanol.org/gramatica/comparacion-comparativos.html

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Welk woord kun je gebruiken om je uitleg te geven?
A
porque
B
pero
C
y
D
ya que

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

woordvolgorde
- basis is altijd hetzelfde: tijd & plaats, (onderwerp), werkwoord
ook na een voegwoord of in een vraag!
- werkwoorden altijd bij elkaar
- let op dat je niet steeds het persoonlijk voornaamwoord gebruikt (yo, tú, etc)
- eerst zelfstandig naamwoord en daarna bijvoeglijknaamwoord

Slide 37 - Slide

This item has no instructions