HS 9 en 10 Het strafproces, De verdachte

Keuzedeel strafrecht
HS 9 en 10 Het strafproces en De verdachte
1 / 10
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Keuzedeel strafrecht
HS 9 en 10 Het strafproces en De verdachte

Slide 1 - Slide

Wat houdt het in als een verdachte zijn verklaring "in vrijheid mag afleggen"?

A
Hij mag zeggen dat hij niet hoeft te antwoorden op vragen bij een verhoor
B
Hij mag niet onder druk gezet worden bij het verhoor
C
Hij heeft de vrijheid om zelf te kiezen op welke vraag hij antwoord geeft

Slide 2 - Quiz

Mo is verdachte en wil tijdens het voorbereidend onderzoek inzage in de processtukken. Wie beslist daarover?
A
de rechter-commissaris (RC)
B
de rechter
C
de officier van Justitie (OvJ)

Slide 3 - Quiz

Wat betekent de onschuldpresumptie?
A
De advocaat moet bewijzen dat de verdachte onschuldig is
B
Het OM moet bewijzen dat iemand schuldig is
C
De verdachte kan alleen gestraft worden voor feiten die in de wet strafbaar zijn gesteld

Slide 4 - Quiz

Wie kan zich in het strafproces beroepen op een zwijgrecht?
A
de verdachte
B
de getuige
C
het slachtoffer

Slide 5 - Quiz

Welke plicht heeft de verdachte van zware mishandeling?
A
te spreken als de rechter hem vraagt of hij het strafbare feit heeft gepleegd
B
zich vanaf de aanhouding bij laten staan door een strafrechtadvocaat
C
zijn vingerafdrukken af te laten nemen op bevel van de OvJ

Slide 6 - Quiz

Wat houdt de cautie in?
A
De mededeling vóór het verhoor dat de verdachte niet verplicht is tot antwoorden
B
De mededeling vóór het verhoor dat de verdachte recht heeft op een advocaat
C
De ondertekening na het verhoor van het proces-verbaal van het horen van de verdachte

Slide 7 - Quiz

Wat behoort niet tot het strafprocesrecht?
A
rechtsmiddelen die tegen een uitspraak kunnen worden ingesteld
B
dwangmiddelen
C
straffen en maatregelen

Slide 8 - Quiz

Welke personen zijn belast met het vooronderzoek?
A
OvJ, RC en advocaat
B
Politie, OvJ, en RC
C
Advocaat, politie en OvJ

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van de 3 fasen in het strafproces?
A
Tenuitvoerlegging, vooronderzoek, terechtzitting
B
Vooronderzoek, tenuitvoerlegging, terechtzitting
C
Vooronderzoek, terechtzitting, tenuitvoerlegging
D
Terechtzitting, vooronderzoek, tenuitvoerlegging

Slide 10 - Quiz