7. WO - Nieuwe tijden deel 2 - Van kinderarbeid naar leerplicht

Nieuwe tijden deel 2
Tijd van revoluties
Van kinderarbeid naar leerplicht
1 / 17
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nieuwe tijden deel 2
Tijd van revoluties
Van kinderarbeid naar leerplicht

Slide 1 - Slide

Doel van de les
Na deze les kennen/kunnen/weten jullie:
-

Slide 2 - Slide

Tijd van revoluties

Slide 3 - Slide

Tijd van revoluties
Vanaf de 18e eeuw kwam er meer en beter voedsel. De bevolking op het platteland groeide aan. Vele boeren trokken naar de stad op zoek naar werk.

In de fabrieken werden machines gebruikt om te spinnen en te weven.
Stoomtuigen brachten de machines in beweging. Stoomtreinen en stoomschepen zorgden voor een beter transport van mensen en goederen.

Slide 4 - Slide

Tijd van revoluties
De macht van de vorsten werd kleiner ten voordele van het volk. Elk volk wilde zijn eigen land en eigen bestuur.
Eerst hadden alleen de rijken medezeggenschap.
In de 20e eeuw kwam er stemrecht voor iedereen.

Slide 5 - Slide

Industriële revolutie in België

Slide 6 - Slide

Industriële revolutie in België
De eerste industriesteden groeiden in België na 1800.
In Wallonië haalden de mijnwerkers ijzererts en steenkool uit de mijnen. In het zuiden van het land ontstond zware industrie.
De industriële revolutie begon in Vlaanderen in de weverijen en de spinnerijen.
Gent en Aalst waren grote textielsteden

Antwerpen werd opnieuw een internationale haven.

Slide 7 - Slide

Spoorwegnet
België kreeg in de 19e eeuw een dicht spoorwegnet.
Dat maakte pendelarbeid tussen de steden en het platteland mogelijk.

Pas in de 20e eeuw werd de auto het belangrijkste transportmiddel en werden moderne wegen aangelegd.

Slide 8 - Slide

Van kinderarbeid naar leerplicht

Slide 9 - Slide

Van kinderarbeid naar leerplicht
In de fabrieken waren de lonen laag. Vrouwen en kinderen deden vuil en gevaarlijk werk en werden het minst betaald.
Door het lange werk in de fabrieken bleven de kinderen ongeletterd. 

De uitbuiting van de arbeiders duurde zeer lang. Pas toen er sociale wetten gemaakt werden, verbeterden de arbeidsomstandigheden.

Slide 10 - Slide

Van kinderarbeid naar leerplicht
Er kwam leerplicht voor kinderen. Geleidelijk steeg ook de kwaliteit van het onderwijs. 

Er bleven echter grote verschillen tussen jongens en meisjes
Weinig meisjes bezochten het secundair onderwijs en nog minder het hoger onderwijs.

Slide 11 - Slide

Naar een beter leven

Slide 12 - Slide

Naar een beter leven
Een arbeidersmaaltijd bestond hoofdzakelijk uit aardappelen en brood. Geregeld staken hongersnoden de kop op.

Door de trek naar de stad heerste er een grote woningnood.
In tijden van crisis waren de armen afhankelijk van liefdadigheid.

Slide 13 - Slide

Naar een beter leven
Met stakingen probeerden de arbeiders medezeggenschap te krijgen. Ze verenigden zich in vakbonden. Nadat de arbeiders stemrecht kregen, kwamen er sociale wetten.
Zo verdween de hongersnood uit West - Europa.

Moderne transportmiddelen zorgden voor de aanvoer van producten en levensmiddelen uit de hele wereld.

Slide 14 - Slide

GO! DOELEN - Tijd
3.4.5.20 Eenvoudige informatie halen uit historische geschriften, prenten, schilderijen, foto’s, films … die handelen over de omgeving. -> ET MM 3.8 ET MM 5.1

3.4.5.22 Actuele toestanden over de eigen omgeving, die voor kinderen herkenbaar zijn, aan de hand van gepaste bronnen vergelijken met toestanden uit het verleden. ->  ET MM 3.8 ET MM 5.1

3.4.5.26 Actuele toestanden die voor kinderen herkenbaar zijn, aan de hand van gepaste bronnen, in hun historische ontwikkeling illustreren. Bijv. onderwijs, mode, techniek, vrije tijdsbesteding … -> ET MM 3.8 en 5.1

3.4.5.30 Aan de hand van eenvoudig, aan hun niveau aangepast bronnenmateriaal, aspecten van het leven van mensen vroeger reconstrueren. -> ET MM 3.8 ET MM 5.1

Slide 15 - Slide

GO! DOELEN - Tijd
3.4.5.31 Historische kaarten vergelijken met hedendaagse. -> ET MM 3.8 ET MM 5.1

3.4.5.35 Aangeven dat over een historisch feit verschillende interpretaties mogelijk zijn.

3.4.5.36 Beseffen dat elke historische periode op zijn beurt kan ingedeeld worden in meerdere periodes. 
-> ET MM 3.7

3.4.5.39 Beseffen dat er een onderscheid is tussen een mening over een historisch feit en het feit zelf. 
-> ET MM 3.10

Slide 16 - Slide

GO! DOELEN - Tijd
3.4.5.29 Enkele historische feiten, personages, gebouwen, gebeurtenissen, toestanden …, uit de algemene geschiedenis (met nadruk op de geschiedenis van onze contreien binnen een Europese context) ordenen (chronologisch rangschikken en situeren) op een historische tijdband met 5 historische periodes: prehistorie, oudheid, middeleeuwen, nieuwe tijden en onze tijd. -> ET MM 3.7

3.4.5.33 Een aantal geschiedkundige feiten, personages, gebeurtenissen, toestanden, ontwikkelingen … in de juiste periode situeren: prehistorie, oudheid, middeleeuwen, nieuwe tijden, onze tijd. -> ET MM 3.7

3.4.5.34 Eenvoudige relaties leggen tussen geschiedkundige feiten, gebeurtenissen, toestanden, ontwikkelingen …  -> ET MM 3.8

3.4.5.38 De leerlingen tonen belangstelling voor het verleden, heden en toekomst, hier en elders. ->  ET MM 3.9

Slide 17 - Slide