Debatles Sterke argumenten maken - V2B - 13 mei 2024
Nederlands
Debat- les
Sterke argumenten maken
V2B
13-05-2024
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
Nederlands
Debat- les
Sterke argumenten maken
V2B
13-05-2024
Slide 1 - Slide
Agenda
11:30 - 11:45: Landen en 10 min. lezen
11:45: Lesdoel
11:45 – 12:00: Even opfrissen
12:00 – 12:15: Uitleg sterke argumenten maken
12:15 – 12:35: Debat
12:35 - 12:45: Debat bespreken
12:50: Einde les
Slide 2 - Slide
Maar eerst...
lekker 10 minuten lezen!
timer
10:00
Slide 3 - Slide
Agenda
11:30 - 11:45: Landen en 10 min. lezen
11:45: Lesdoel
11:45 – 12:00: Even opfrissen
12:00 – 12:15: Uitleg sterke argumenten maken
12:15 – 12:35: Debat
12:35 - 12:45: Debat bespreken
12:50: Einde les
Slide 4 - Slide
Lesdoel
Aan het einde van de les weet ik hoe je een sterk argument maakt
Slide 5 - Slide
Agenda
11:30 - 11:45: Landen en 10 min. lezen
11:45: Lesdoel
11:45 – 12:00: Even opfrissen
12:00 – 12:15: Uitleg sterke argumenten maken
12:15 – 12:35: Debat
12:35 - 12:45: Debat bespreken
12:50: Einde les
Slide 6 - Slide
Even opfrissen...
Slide 7 - Slide
Feit/mening/argument. Wat zou het verschil zijn?
Slide 8 - Mind map
Slide 9 - Video
FEIT
Uitspraak over iets wat waar of niet waar is
Een feit kun je controleren
Objectief
Voorbeeld
De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt €50 kleedgeld per maand.
Je kunt controleren of dit waar is, door bijvoorbeeld artikelen te lezen op de website van het Nibud.
Slide 10 - Slide
MENING (STANDPUNT)
Wat iemand ergens van vindt
Het is niet controleerbaar
Je kunt het ermee eens of oneens zijn
Subjectief
Voorbeeld :
Ik vind dat jongeren te weinig kleedgeld krijgen.
Slide 11 - Slide
ARGUMENT
Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt. Dus waarom je een bepaalde mening hebt.
Je herkent een argument aan signaalwoorden als want, namelijk, omdat, immers
sterke en zwakke argumenten
Voorbeeld
Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument).
Slide 12 - Slide
Samengevat
Feiten:een feit kun je controleren.
Meningen:een mening is wat iemand van iets vindt.
Argument: reden waarom je een bepaalde mening hebt.
Slide 13 - Slide
Even testen...
Hierna zie je 10 uitspraken. Doe mee en test jezelf of je de theorie goed begrijpt!
Slide 14 - Slide
Feit, mening of argument?
Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 15 - Quiz
Feit, mening of argument?
Ik vind 'The Cell' een spannende film.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 16 - Quiz
Feit, mening of argument?
Uit onderzoek blijkt dat dit een heel mooi boek is.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 17 - Quiz
Feit, mening of argument?
Ik word namelijk gesteund door de UvA.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 18 - Quiz
Feit, mening of argument?
Volgens mij zijn de meeste mensen erg bang.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 19 - Quiz
Feit, mening of argument?
Het overgangsregelement zegt dat je met vijf tekortpunten niet overgaat.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 20 - Quiz
Feit, mening of argument?
Want geur geeft sommige deodorants net iets extra's.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 21 - Quiz
Feit, mening of argument?
Een door irritatie beschadigde huid kan leiden tot eczeem.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 22 - Quiz
Feit, mening of argument?
Ik zou liever op vakantie gaan naar IJsland dan naar Spanje.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 23 - Quiz
Feit, mening of argument?
Onze docent roept: "Jullie kunnen veel harder werken!"
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 24 - Quiz
Kan ik onderscheid maken tussen, feiten, meningen en argumenten?
😒🙁😐🙂😃
Slide 25 - Poll
Agenda
11:30 - 11:45: Landen en 10 min. lezen
11:45: Lesdoel
11:45 – 12:00: Even opfrissen
12:00 – 12:15: Uitleg sterke argumenten maken
12:15 – 12:35: Debat
12:35 - 12:45: Debat bespreken
12:50: Einde les
Slide 26 - Slide
Even opfrissen...
Aan welke twee eisen voldoet een goed argument?
Een goed argument is geldig
Een goed argument is juist
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Hoe maak je een sterk argument?
Slide 29 - Slide
Voorbeeld
"Leerlingen moeten zelf weten of ze hun telefoon tijdens de les gebruiken."
Ik ben het hier mee eens omdat mensen zelfstandige individuen zijn die hun eigen beslissingen moeten kunnen nemen.
(je geeft een uitleg met bronnen erbij)
Zo was er bijvoorbeeld Jip Smit die op 12 jarige leeftijd van zijn ouders scheidde omdat hij niet meer bij ze wilde wonen. Hij had dus als zelfstandig individu zijn eigen keuze gemaakt.
Slide 30 - Slide
Agenda
11:30 - 11:45: Landen en 10 min. lezen
11:45: Lesdoel
11:45 – 12:00: Even opfrissen
12:00 – 12:15: Uitleg sterke argumenten maken
12:15 – 12:35: Debat
12:35 - 12:45: Debat bespreken
12:50: Einde les
Slide 31 - Slide
Debat
We gaan een debat houden die het format heeft van de debatwedstrijd van volgende week.
De teams zijn al door mij ingedeeld (staan op de volgende slide). Als je niet in een team zit, ben je publiek
Jullie krijgen per team 5 minuten voorbereidingstijd om argumenten voor of tegen de stelling te bedenken; de jury gebruikt die tijd om het jury formulier goed te bestuderen: iedereen moet namelijk in ieder geval één keer iets gezegd hebben!
Ik ga jullie eerst de stellingen laten zien van vorig jaar en daar kiezen we er eentje uit.
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
De teams
Team A: tegen
Team B
Jury
Aiden
Brent
Yvi
Hadassa
Ruben S.
Ali
Diyon
Kaden
Liz
Jasmijn
Sarah
Christian
Suze
Jodie
Rayan
Yassir
De teams
Slide 34 - Slide
Voorbereidingstijd
Jullie krijgen per team 5 minuten voorbereidingstijd om argumenten voor of tegen de stelling te bedenken; de jury gebruikt die tijd om het jury formulier goed te bestuderen: iedereen moet namelijk in ieder geval één keer iets gezegd hebben!