GB1EFHZW1 - Spelling & Grammatica: kofschip & werkwoordvervoegingen

Leerdoelen
Aan het einde van de les:
- Kan je met behulp van 3 regels correct alle D's & T's plaatsen bij de spelling van werkwoorden.
- Weet je het onderscheid tussen sterke en zwakke werkwoorden. 


1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Leerdoelen
Aan het einde van de les:
- Kan je met behulp van 3 regels correct alle D's & T's plaatsen bij de spelling van werkwoorden.
- Weet je het onderscheid tussen sterke en zwakke werkwoorden. 


Slide 1 - Slide

4 examens 
- COE  

- Gesprekken
- Spreken (presenteren)
- Schrijven

1/2 --> Als eerste

1/6 
1/6
1/6

Slide 2 - Slide

Agenda aankomende periode Nederlands
Algemene uitleg periode & examens,  opnemen vrijstelling/dyslexie
Spelling- & grammatica - Kofschip
Voorjaarsvakantie
Spelling- & grammatica - Komma's, leestekens en grammaticale missers
Woordenschat & woordgebruik - Uitleg presenteren - Indeling - 1 minuut
Presentatie - Afstemming op doel
Presentatie - Uitleg COE & leesstrategieën
COE-training
COE-training
COE-examen
Presentatie - 
17 feb.................... 
24 feb...................
2 maart............... 
10 maart............. 
17 maart.............
24 maart............ 
31 maart.............
7 april...................
14 april.................
19 april..................
21 april.................. 
Afhankelijk v. datum COE  

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

We ... (wachten) vorige week wel een uur op de trein.
A
wachten
B
wachtten
C
wachtte
D
wachtte

Slide 5 - Quiz

De kinderen
(lachen) toen hij weer eens viel.
A
lachtten
B
lachte
C
lachten
D
lagten

Slide 6 - Quiz

Wij ...(melden) ons gisteren al vroeg.
A
melde
B
meldde
C
melden
D
meldden

Slide 7 - Quiz

TT = Stam + t-en
          probeer met lopen
VT = Stam + t/d-en
           probeer met werken

Let op: 
1. In welke tijd het staat. --> Tegenwoordig of verleden?

2. Enkelvoud of meervoud? --> Meervoud + N

3. Staat er nog een ander werkwoord in de zin? --> Voltooid deelwoord? 

Slide 8 - Slide




- In welke tijd het staat.
Ik ... (werken) mezelf een ongeluk. 
Gisteren ... (werken) ik mezelf een ongeluk. 

- Enkelvoud of meervoud?
Gisteren ... (werken) wij onszelf een ongeluk.

- Staat er nog een ander werkwoord in de zin?
Ik heb mezelf laatst voor een fiets ... (gooien). 

Slide 9 - Slide

Wij ... (bakken) laatst een taart.
A
bakken
B
bakte
C
bakden
D
bakten

Slide 10 - Quiz

Die man heeft de longen uit zijn lijf ... (schreeuwen).
A
schreeuwde
B
geschreeuwt
C
geschreeuwd
D
geschreeuwed

Slide 11 - Quiz

Ik ... (zetten) het glas snel op de tafel, nadat ik haar zal flauwvallen.
A
zet
B
zette
C
zetten
D
zat

Slide 12 - Quiz

Je ... (worden) snel zenuwachtig van dit soort vragen.
A
word
B
wordt
C
wort

Slide 13 - Quiz

Maar ... (worden) je ook zo zenuwachtig na deze uitleg?
A
word
B
wordt
C
wort

Slide 14 - Quiz

Waar ... (bestellen) jij die taart?(verleden tijd)
A
bestelde
B
bestellde
C
bestelden
D
besteldden

Slide 15 - Quiz

Voltooid deelwoord van streamen:
Wij hebben...
A
gestreamed
B
gestreamet
C
gestreamd
D
gestreamt

Slide 16 - Quiz

Verleden tijd van deleten:
Wij...
A
deleten
B
deletten
C
deleteten
D
deletetten

Slide 17 - Quiz

onregelmatige/sterke werkwoorden

klankverbuiging in de verleden tijd - andere klinker 
loop-liep, wij kijken-keken, wij schrikken-wij schrokken

Soms verbuigt bij het voltooid deelwoord het einde
Ik heb gebakken, bier gebrouwen, 

sommige werkwoorden verbuigen zelfs de medeklinkers
wij zullen-zouden 
ik ben, hij is, wij zijn, ik was, wij waren, ik ben geweest

Slide 18 - Slide

Weten of oefenen
Zwakke werkwoorden:
Ik stam+d/t+e
Sterke werkwoorden:
Ik zoek = Ik zocht
Ik loop = ik liep
+ 1498 andere sterke werkwoorden

Slide 19 - Slide

De blessure die hij tijdens de laatste wedstrijd opliep, ...(dwingen) hem af te zien van de stage.
A
Dwingde
B
Dwingte
C
Dwong

Slide 20 - Quiz

De laffe crimineel ...(beroven) bejaarde echtparen met een scooter.
A
beroofde
B
beroofden
C
beroofte
D
beroovde

Slide 21 - Quiz

Voltooid deelwoord van ruiken:
Toen mijn baby stonk heb ik even aan zijn luier ...
A
geruikt
B
gerookt
C
geroken
D
geriekt

Slide 22 - Quiz

Voltooid deelwoorden van scheppen en scheppen.
Nadat God Adam had ...., werd deze meteen door een auto ....
A
geschept, geschapen
B
geschepen, geschept
C
geschapen, geschept
D
geschiept, geschapen

Slide 23 - Quiz

Ze bedoelde het goed maar ... (bemoeien) zich met de medicatie van onze patienten.
A
bemoeite
B
bemoeide
C
bemoeiden
D
bemiel

Slide 24 - Quiz

Mijn oom en mijn vader ... (zagen) gisteren de grote eik in de tuin om.
A
ziegen
B
zaagde
C
zaagden
D
ziegden

Slide 25 - Quiz

Verleden tijd van hangen:
De Friezen ... gisteren hun schaatsen op.
A
hangde
B
hangden
C
hingden
D
hingen

Slide 26 - Quiz

Voltooid deelwoord van rijden:
Ik ben gisteren met mijn auto het ijs in....
A
gereden
B
gerijd
C
geredden
D
gerocht

Slide 27 - Quiz