OPDRACHT 11
a De pv.
b Bijvoorbeeld: heeft gevroren.
c Ja, de pv verleden tijd van tegenkomen.
d Nee, maken is het werkwoord, niet huiswerkmaken. In de zin maakte huiswerk bestaat het wg uit de pv maakte, en is huiswerk een ander zinsdeel.
e Nee, bijvoorbeeld ’s Winters heeft het erg gevroren. Wg: heeft gevroren.
OPDRACHT 13
a wie of wat de handeling van de zin uitvoert.
b enkelvoud
c twee
d Verander de pv van getal, d.w.z. van meervoud naar enkelvoud: De voetgangers trapt in de plassen water. Dat is geencorrecte zin. Het moet worden: De voetganger trapt in de plassen water. Het o is: De voetgangers.