Hoe verdeel je een zin in zinsdelen?
1. Je zoekt eerst de persoonsvorm (
pv). Maak de zin vragend, dan komt dit werkwoord
vooraan in de zin te staan. Of zet de zin in een andere tijd. De persoonsvorm verandert.
2. Zet er een streep vóór en achter.
3. Je kijkt of er andere werkwoorden in de zin staan. Als die er zijn, zet je er ook een
streep vóór en achter.
Belangrijk: Alle werkwoorden samen vormen het werkwoordelijk gezegde (WG)
4. Alle woorden die al vóór de pv staan, vormen één zinsdeel.
5. Je gaat de overgebleven woorden vóór de pv proberen te zetten. Dat doe je met zoveel
mogelijk woorden en de zin moet blijven kloppen.