Je kunt beschrijven hoe je een infectieziekte krijgt en opnoemen welke ziekteverwekkers er zijn
1 / 12
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3
This lesson contains 12 slides, with text slides.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
5.3 Infectieziekten
Leerdoel(en) van deze les:
Je kunt beschrijven hoe je een infectieziekte krijgt en opnoemen welke ziekteverwekkers er zijn
Slide 1 - Slide
5.3 Infectieziekten
Wat zijn infectieziekten?
Ziekteverwekkers > bacterie, schimmel of virus - in je lichaam; kunnen infectie / besmetting veroorzaken - van een paar wordt je niet ziek; lichaam heeft een weerstand
Weerstand > je lichaam is in staat om ziekteverwekkers te doden - lage weerstand? Dan kan je lichaam ze niet doden en wordt je ziek
Infectieziekten > ziekten door bacteriën, schimmels of virussen - bacteriën en schimmels > scheiden giftige stoffen uit - virussen > dringen je cellen binnen en maken deze stuk
Slide 2 - Slide
5.3 Infectieziekten
Wat? Maken 5.3 – Opdracht 1 t/m 7
Hoe? Blz. 84 t/m 86
Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
Tijd? 10 minuten
Uitkomst? Opdracht 1 t/m 7 is af.
Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).
timer
10:00
Slide 3 - Slide
5.3 Infectieziekten
Leerdoel(en) van deze les:
Je kun beschrijven hoe een infectieziekte verloopt
Je kunt uitleggen hoe infectieziekten genezen door je afweer
Slide 4 - Slide
5.3 Infectieziekten
Hoe verloopt een infectieziekte?
Besmetting / infectie > ziekteverwekker dringt in je lichaam
Incubatietijd > eerst merk je nog niets, ziekteverwekker vermeerderd zich
Symptomen > als er veel ziekteverwekkers in je lichaam zijn ga je je ziek voelen. Je krijgt symptomen van de ziekte (bijv. hoofdpijn, koorts of vlekjes.)
Diagnose > vaststellen welke ziekte je hebt, dit kun je zien aan de symptomen.
Genezing > door rust en soms medicijnen gaat de ziekte weer over. - de ene ziekte duurt langer dan de andere > griep duurt bijv. langer dan verkoudheid en je voelt je ook zieker - als er veel mensen tegelijk ziek zijn > epidemie > bijv. corona
Slide 5 - Slide
5.3 Infectieziekten
Hoe wordt je beter?
Afweer > uitschakelen/doden van ziekteverwekkers - witte bloedcellen vernietigen ziekteverwekkers
Witte bloedcellen > 2 manieren om ziekteverwekkers te doden - bacteriën opeten & afweerstoffen maken
Bacteriën opeten - ‘Vreetcellen’ / witte bloedcellen die bacteriën insluiten en verteren. Als de witte bloedcellen hun werk hebben gedaan gaan ze dood > pus of etter komt uit de wond, dit zijn dode witte bloedcellen, verteerd bacteriën en resten van kapotte huidcellen.
Slide 6 - Slide
5.3 Infectieziekten
Afweerstoffen maken > andere witte bloedcellen maken afweerstoffen - er komt een ziekteverwekker in je lichaam; - de ziekteverwekker vermeerdert zich en je wordt ziek; - de witte bloedcellen gaan afweerstoffen maken; - de afweerstoffen schakelen de ziekteverwekker uit en je wordt weer beter.
Door het maken van afweerstoffen wordt je immuun > door een eerdere besmetting herkent je lichaam de ziekteverwekker en gaat direct in de aanval, je wordt niet meer ziek.
Slide 7 - Slide
5.3 Infectieziekten
Afweerstoffen maken
Slide 8 - Slide
5.3 Infectieziekten
Wat? Maken 5.3 – Opdracht 8 t/m 15
Hoe? Blz. 87 t/m 90
Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
Tijd? 10 minuten
Uitkomst? Opdracht 8 t/m 15 is af.
Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).
timer
10:00
Slide 9 - Slide
5.3 Infectieziekten
Leerdoel(en) van deze les:
Je kunt uitleggen waarvoor antibiotica zijn en hoe pijnstillers werken
Slide 10 - Slide
5.3 Infectieziekten
Welke medicijnen helpen?
Antibiotica > medicijnen die infectieziekten door bacteriën genezen - antibiotica maken de celwanden van de bacteriën stuk - veel antibiotica zijn gemaakt door schimmels - penicilline > een soort antibioticum afkomstig van een schimmel
Pijnstiller > helpt tegen de symptomen van een infectieziekte, zoals koorts of pijn - genezen de infectieziekte niet, zorgt alleen voor beter gevoel - paracetamol en ibuprofen zijn pijnstillers
Slide 11 - Slide
5.3 Infectieziekten
Wat? Maken 5.3 – Opdracht 16 t/m 18
Hoe? Blz. 88 t/m 92
Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
Tijd? 10 minuten
Uitkomst? Opdracht 16 t/m 18 is af.
Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).