frans ontkenningen

frans ontkenningen
gemaakt door lieke kuipers
1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMBOStudiejaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

frans ontkenningen
gemaakt door lieke kuipers

Slide 1 - Slide

ontkenningen 
in het nederlands zijn de ontkenningswoorden: niet en geen
in het frans zit het iets anders.

Slide 2 - Slide

ne ….. pas
de woorden niet en geen zijn in het frans ne ….. pas 
op de puntjes moet dan nog een werkwoord staan.
maar als het werkwoord met een: a, e, h, i, o of u.
dan is het inplaats van ne een n’ want anders krijg je een
klinkerbotsing.

Slide 3 - Slide

andere woorden?
maar je hebt ook nog anderen woorden inplaats van pas
niet meer -> ne … plus
nooit -> ne … jamais
niets -> ne … rien
nog niet -> ne … pas encore

Slide 4 - Slide

vertaal:
ik ben niet goed in frans
A
je ne suis rien bon en françias
B
je n’ suis rien bom em françias
C
je ne suis pas bon en françias
D
je n’ suis pas bon en françias

Slide 5 - Quiz

vertaal:
hij heeft nog niet gegeten
A
il ne a pas encore mangé
B
il n’a pas encore mangé
C
il ne a pas mangé
D
il n’a pas mangé

Slide 6 - Quiz

zij heeft niet opgeruimt
A
elle n’a pas nettoyé
B
elle ne a pas nettoyé
C
elle n'a rien nettoyé
D
elle na rien nettoyé

Slide 7 - Quiz

ik ben niet meer ziek
A
je ne suis jamais malade
B
je n'suis jamais malade
C
je ne suis plus malade
D
je n'suis jamais malade

Slide 8 - Quiz

ik ben nog niet ziek geweest dit jaar
A
je ne ai pas encore été malade cette année
B
Je n’ai pas encore été malade cette année
C
je ne ai pas été malade cette année
D
je nái pas été malade cette année

Slide 9 - Quiz

Ik ben niet fit
A
je ne suis pas en forme
B
je n'suis pas en forme
C
je ne suis plus en forme
D
je n'suis en forme

Slide 10 - Quiz

het is niet mogelijk
A
ce n'est pas possible
B
ce n'est jamais
C
ce ne est pas possible
D
ce ne est jamais

Slide 11 - Quiz

ik kan niets eten
A
je n'peux plus manger
B
je ne peux plus manger
C
je ne peux rien manger
D
je n'peux rien manger

Slide 12 - Quiz

er is geen apotheek
A
il n'y a pas de pharmacie
B
il ne y a pas de pharmacie
C
il ne y plus pharmacie
D
il n'y plus pharmacie

Slide 13 - Quiz

ik ben niet naar de winkel geweest
A
je ne suis pas encore allé au magasin
B
je n'suis pas encore allé au magasin
C
Je ne suis pas allé au magasin
D
je n'suis pas allé au magasin

Slide 14 - Quiz