RT spelling les 6 werkwoordspelling

we beginnen met  lezen Er zijn ook Drentse kerstverhalen.
timer
10:00
1 / 20
next
Slide 1: Slide
RTMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

we beginnen met  lezen Er zijn ook Drentse kerstverhalen.
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Remedial teaching
Les 6
Algemene spelling nakijken en werkwoordspelling

Slide 2 - Slide

Nakijken les 5

Slide 3 - Slide

oefening 26.
1. Soms, als ik erg moe ben, kan ik niet goed slapen.
2. Ik wil graag: een nieuwe auto, een nieuwe fiets, een nieuwe telefoon en nieuwe schoenen.
3. Ik moet straks naar voetbaltraining, want ik heb zaterdag een wedstijd.
4. Ik lust graag: pizza, pasta, Chinese rijstgerechten en salade.
5. Hans eet graag: koekjes, snoepjes en chocolaatjes.
6. Dagmar houdt van: pianospelen, paardrijden en boksen.
7. Mo houdt van: boksen, lezen en koken.
8, Omdat de leerlingen vandaag vervelend waren, moeten ze morgen nablijven.
9. Ze kregen samen zes kinderen: Didi, Lodewijk, Samuël, Kiki, Richard en Boudewijn.
10. Ik moet morgen mijn werkboek laten zien, omdat ik hem vandaag vergeten was.

Slide 4 - Slide

Wat gaan we deze les leren?
  • Herkennen en toepassen spelling persoonsvorm in de zin
  • Herkennen en toepassen spelling infinitief en voltooid deelwoord
  • Regels werkwoordspelling tegenwoordige tijd
Wat heb je deze les nodig?
LessonUp, jufmelis.nl en de lesbrief in Teams

Slide 5 - Slide

De persoonsvorm
De persoonsvorm herken je doordat deze in de zin van tijd kan veranderen.

1a. Ik eet een broodje kaas. (tegenwoordige tijd)
1b. Ik at een broodje kaas. (verleden tijd)
Als er in een korte zin meer werkwoorden staan, dan kan alleen de persoonsvorm van tijd veranderen.
2a. Ik heb een broodje kaas gegeten. (tegenwoordige tijd)
2b. Ik had een broodje kaas gegeten. (verleden tijd)

Slide 6 - Slide

persoonsvorm: tijdproef
Een werkwoord dat in de zin van tijd kan veranderen, noemen we de persoonsvorm.
 Let op: als een zin uit twee zinnetjes bestaat, kun je meestal ook twee werkwoorden veranderen.
Dan zijn er dus twee persoonsvormen.
In de volgende blooket zoek je de persoonsvorm(en) door de de tijdproef te gebruiken.

Slide 7 - Slide

Persoonsvorm: getalproef
Als de tijdproef niet werkt, gebruik je de getalproef. 
* Zoek het onderwerp. 
* Verander het onderwerp van enkelvoud naar meervoud (of van meervoud naar enkelvoud). Het woord dat mee verandert is de persoonsvorm. 
* Regel: O. en PV staan of allebei in enkelvoud of allebei meervoud.
 
Blooket zoek de persoonsvorm en gebruik de getalproef: https://dashboard.blooket.com/edit?id=65a6d71caf99bde42a74572d

Slide 8 - Slide

Vormen van het werkwoord
  • Persoonsvorm (pv)
VB.: Mira sport vaak.
  • Voltooid deelwoord (vdw)
VB.: Mira heeft vaak gesport.
  • Infinitief (hele werkwoord)
VB.: Mira gaat vaak sporten.
* tegenwoordig deelwoord ( al sportend luistert ze naar muziek)

Slide 9 - Slide

Welke werkwoordsvorm is dit?
Vera fietst elke dag naar school.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 10 - Quiz

Welke werkwoordsvorm is dit?
Ik ga dit weekend feesten.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 11 - Quiz

Welke werkwoordsvorm is dit?
Ik heb net een bloem geplukt.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 12 - Quiz

Welke werkwoordsvorm is dit?
Wij hebben straks een toets.
Tekst
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 13 - Quiz

vormen van het werkwoord
Ieder werkwoord kan in verschillende vormen voorkomen. pv=persoonsvorm: Zij sport veel
vdw=voltooid deelwoord: zij heeft vaak gesport
inf=infinitief (hele werkwoord): zij gaat vaak sporten tdw=tegenwoordig deelwoord: Al sportend luistert ze naar muziek.
Welke vorm heeft het woord tussen sterretjes*.....* ?


Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

werkwoorden vervoegen: 
verschil stam en ik-vorm
Werkwoord "lopen" vervoegen in het enkelvoud (ev) en meervoud (mv):
  • (ev) ik loop=ik-vorm  en jij/hij/zij/het loopt ik-vorm + t 
  • (mv) wij/jullie/zij lopen het hele werkwoord (is ook de stam + en)

Let op: de stam is niet hetzelfde als de ik-vorm. 
De stam van lopen=lop, maar de ik-vorm =loop
Wat zie je: stam of ik-vorm?

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Tegenwoordige tijd
Voorbeeld:
ik - loop (ik-vorm)
jij - loopt (ik-vorm + t)
hij - loopt (ik-vorm + t)
wij - lopen (hele werkwoord)
jullie - lopen (hele werkwoord)
zij - lopen (hele werkwoord)

Lopen kan je ook vervangen met het werkwoord in de zin om erachter te komen hoe je het schrijft.

Slide 18 - Slide

Oefen online www.jufmelis.nl

Slide 19 - Slide

Aan het werk
  1. Ga oefenen met Cambiumned ww-spelling  
  2. Zoek in Teams de lesbrief:                                                                                                                                            Remedial teaching les les 6 week 48,                                                                                                              lees de instructie nog eens door en maak de                                                                                  oefening(en).


Slide 20 - Slide