1. Soms
, als ik erg moe ben
, kan ik niet goed slapen.
2. Ik wil graag: een nieuwe auto, een nieuwe fiets, een nieuwe telefoon en nieuwe schoenen.
3. Ik moet straks naar voetbaltraining, want ik heb zaterdag een wedstijd.
4. Ik lust graag: pizza, pasta, Chinese rijstgerechten en salade.
5. Hans eet graag: koekjes, snoepjes en chocolaatjes.
6. Dagmar houdt van: pianospelen, paardrijden en boksen.
7. Mo houdt van: boksen, lezen en koken.
8, Omdat de leerlingen vandaag vervelend waren, moeten ze morgen nablijven.
9. Ze kregen samen zes kinderen: Didi, Lodewijk, Samuël, Kiki, Richard en Boudewijn.
10. Ik moet morgen mijn werkboek laten zien, omdat ik hem vandaag vergeten was.