2.1 reading (1-11)

Hello V1KT1! :) 





Phone in the phonebag? Coat in the hallway? Books, notebook, Chromebook & a pen on your table? Awesome!
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hello V1KT1! :) 





Phone in the phonebag? Coat in the hallway? Books, notebook, Chromebook & a pen on your table? Awesome!

Slide 1 - Slide

Today:
1. Recap
2. Grammar:
Rangtelwoorden, dagen en maanden
3. Worksheet
4. Get to work!
5. Uitslag Halloween quiz


Goals (at the end of this lesson...) :

- Weet je wat rangtelwoorden zijn en hoe je die gebruikt.
- Weet je de dagen en maanden in het Engels en hoe je die schrijft.
- Heb je goed gewerkt.

Slide 2 - Slide

1. Recap
Wat zijn rangtelwoorden / wat geven die aan?

Slide 3 - Open question

1. Recap
Wat krijgen de meeste nummers er achter te staan (bij rangtelwoorden)?
A
-d
B
-th
C
-st
D
-nd

Slide 4 - Quiz

1. Recap
De meeste rangtelwoorden krijgen -th achteraan.

fourth, sixth, eighteenth etc.

Slide 5 - Slide

1. Recap
Er zijn een aantal uitzonderingen zoals 'eerste'. Wat is de goede spelling?
A
firsth
B
first
C
firsd
D
firth

Slide 6 - Quiz

1. Recap
Er zijn een aantal uitzonderingen zoals 'tweede'. Wat is de goede spelling?
A
seconth
B
seconst
C
second
D
secont

Slide 7 - Quiz

1. Recap
Er zijn een aantal uitzonderingen zoals 'derde'. Wat is de goede spelling?
A
thirth
B
thirt
C
third
D
thirst

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

What positions are they in?

Slide 10 - Slide

Dagen van de week en de maanden van het jaar worden in het Engels ALTIJD met een ... geschreven

Slide 11 - Open question

Grammar: Days of the week
Monday
Tuesday
Wednesday
Thursday
Friday
Saturday
Sunday
De dagen van de week schrijf je altijd met een hoofdletter!

Slide 12 - Slide

What day is it today?

Slide 13 - Open question

What day is it tomorrow?

Slide 14 - Open question

Grammar: Months of the year
                                                                       Ook de maanden van het jaar                                                                           worden altijd met een                                                                                         hoofdletter geschreven!

Slide 15 - Slide

What month is your birthday in?

Slide 16 - Open question

What month is Christmas in?

Slide 17 - Open question

Grammar: Data
Je kan de datum in het Engels op verschillende manieren schrijven.

4 februari
February the fourth
February 4th
The fourth of February
4th February

Slide 18 - Slide

Schrijf de datum uit in het Engels:
16 september
(Dus 4 januari = January 4th)

Slide 19 - Open question

What is the date of today?

Slide 20 - Open question

When is your birthday?

Slide 21 - Open question

3. Worksheet
Do:
Dates
  • The hand-out 

We kijken het samen na!



Klaar? 
Leren vocabulary 2.2






How?
- Alleen of in tweetallen
- Daarna zachtjes overleggen
- Steek je hand op bij vragen
- Geen muziek


timer
5:00

Slide 22 - Slide

4. Get to work
Do:
Unit 2.1 reading
  • Exercises 7 + 8 (in je werkboek)
  • Practise more (online)



Klaar? 
Leren vocabulary 2.2






How?
- Alleen of in tweetallen
- Daarna zachtjes overleggen
- Steek je hand op bij vragen
- Muziek mag via je Chromebook
- Tijd tot afsluiting van de les


Slide 23 - Slide

Goals:
- Hoe zeg je 'derde' in het Engels?
- Waar moet je op letten bij dagen en maanden in het Engels?
- Noteer '14 maart' in het Engels

Slide 24 - Open question

Homework
Noteer in je agenda voor dinsdag 2 november (2e uur):


Maken: Opdracht 7 + 8 (in je werkboek), practise more (online)
Leren: vocabuary 2.2

Slide 25 - Slide