This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Stereotype
Een vaststaand beeld over een groep mensen waarbij een kenmerk van de groep sterk overdreven wordt. Een stereotype kan zowel positief als negatief zijn. Voorbeeld: ‘vrouwen zorgen altijd voor de kinderen’
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Vooroordeel
Een mening of idee over iemand, zonder te weten of het eigenlijk klopt.
Meestal bouw je verder op een stereotype. Je vult het verder aan zonder na te denken. Dat kan bewust of onbewust.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Discriminatie
Het ongelijk behandelen van mensen op basis van (persoonlijke) kenmerken die niet van belang zijn. Discriminatie is in Nederland verboden volgens de Grondwet (Artikel 1).
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Wat hebben vooroordelen, stereotypen en discriminatie met elkaar te maken?
Slide 10 - Open question
Stereotype
Vooroordeel
Discriminatie
Mening die niet gebaseerd is op feiten
Kan zowel positief als negatief zijn
Kenmerk van de groep wordt sterk overdreven.
Hokjesdenken
Een Nederlander op klompen die graag kaas eet
Als die Marokkaan binnenkomt kun je maar beter op je spullen letten
Vrouwen krijgen bij dit bedrijf minder betaald voor precies hetzelfde werk
De domme Belg
Vrouwelijke studenten hogere cijfers geven dan mannelijke.
Kwetsend
Kan leiden tot ongelijkheid in de maatschappij
Ik denk dat mannelijke docenten minder geduld hebben
Slide 11 - Drag question
Aan de slag
Klassikaal lezen H5: Discriminatie
Maken (in tweetallen, op fluistertoon) opdracht 1 t/m 5, p18-19