1M herhalen 6.2 Opstand

We gaan op herhaling
Paragraaf 6.2 
1 / 36
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

We gaan op herhaling
Paragraaf 6.2 

Slide 1 - Slide

Paragraaf 2: De Nederlandse opstand!

Slide 2 - Slide

Waar of niet waar? De brief met 95 stellingen die Luther op de kerkdeur spijkert is een aflaat
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 3 - Quiz

Wat zien we op de afbeelding?
A
Spaanse soldaten.
B
Hagenpreken.
C
De opstand.
D
De beeldenstorm.

Slide 4 - Quiz

Wat is de juiste volgorde?
A
Smeekschrift der edelen - Hagenpreken - Beeldenstorm
B
Beeldenstorm - Hagenpreken - Smeekschrift der edelen
C
Smeekschrift der edelen - Beeldenstorm - Hagenpreken
D
Beeldenstorm - Smeekschrift der edelen - Hagenpreken

Slide 5 - Quiz

De centralisatie in de Nederlanden:
A
Vergrootte de macht van de adel.
B
Vergrootte de macht van de Karel V.
C
Vergrootte de macht van de steden.
D
Vergrootte de macht van de burgers.

Slide 6 - Quiz

Wat is er op deze afbeelding gaande?
A
Begin van de opstand.
B
Hagenpreek.
C
Beeldenstorm.
D
Publieke executie.

Slide 7 - Quiz

Wat is een ketter?
A
Iemand die niet gelooft volgens de regels van de Paus.
B
Iemand die gelooft in Allah.
C
Iemand die gelooft in de katholieke kerk.
D
Iemand die niet gelooft in een God.

Slide 8 - Quiz

Wat is geen oorzaak van de Nederlandse Opstand?
A
Centralisatie.
B
Kettervervolgingen.
C
Reformatie.
D
Armoede.

Slide 9 - Quiz

Hoe heet de plaatsvervanger van Karel V binnen het gewest?
A
De staten.
B
De stadhouder.
C
De raadspensionaris.
D
De Landvoogd.

Slide 10 - Quiz

Het veranderen van een geloof noemen we ook wel?
A
Aanpassen.
B
Hervormen.
C
Veranderen.
D
Evolutie.

Slide 11 - Quiz

Waarom zijn de Nederlandse gewesten niet blij met de Centralisatie
(Twee antwoorden kunnen goed zijn)
A
Ze raken hun macht kwijt aan Karel V
B
Ze raken hun goede banen kwijt aan vrienden van Karel V
C
Ze raken privileges kwijt
D
Ze raken manschappen kwijt aan Karel V

Slide 12 - Quiz

Noteer de letter van een zin die past bij de opvattingen van de protestanten.
(twee antwoorden kunnen goed zijn)

A
De paus is de leider van de kerk.
B
Geestelijken mogen trouwen.
C
Alleen God kan de mensen redden.
D
Het is onjuist om beelden te vereren.

Slide 13 - Quiz

Welk van de volgende beweringen is juist?
A
De inquisitie veroordeelden alleen maar Protestanten.
B
Willem van Oranje was een voorstander van de inquisitie.
C
De inquisitie veroordeelden Protestanten en katholieken.
D
De inquisitie veroordeelden alleen maar katholieken.

Slide 14 - Quiz

Welke beschrijving past het best bij centralisatie?
A
Besturen vanuit meerdere plaatsen.
B
Er zijn meerdere koningen.
C
Iedereen heeft andere voorrechten.
D
Allemaal dezelfde wetten en regels.

Slide 15 - Quiz

Dit is een .....
A
Protestantse kerk.
B
Katholieke kerk.

Slide 16 - Quiz

Welke twee personen kwamen er zeker niet opdagen bij een Hagenpreek. Kies een antwoord.
A
Willem van Oranje.
B
Filips II.
C
Luther.
D
Alva.

Slide 17 - Quiz

Lees de vier zinnen over de Nederlandse gewesten aan het begin van de 16e eeuw (A-D). Noteer de letters van de juiste zin.
De Nederlandse gewesten:

A
Waren erg zelfstandig en namen zoveel mogelijk beslissingen zelf.
B
Hadden allemaal een eigen landvoogd. werden meestal direct door Karel V persoonlijk bestuurd.
C
Werden elk persoonlijk bestuurd door een koning.
D
Werkten toen veel samen.

Slide 18 - Quiz

Wat is geen oorzaak van de Nederlandse opstand?
A
Nederlandse burgers willen stemrecht.
B
Er is honger in de Nederlanden.
C
De adel heeft minder macht.
D
Ketter vervolgingen.

Slide 19 - Quiz

Na de beeldenstorm stuurde Filips II de Hertog van Alva. Hoe stelde deze orde op zaken?
A
Hij verhoogde de belasting.
B
Hij plunderde dorpen en steden met zijn leger.
C
Hij vernielde protestantse kerken.
D
Hij stelde een rechtbank in om protestanten te straffen.

Slide 20 - Quiz

Welke functie had deze vrouw in het bestuur van de Nederlanden?
A
Stadhouder.
B
Koningin.
C
Vrouw van Willem van Oranje.
D
Landvoogd.

Slide 21 - Quiz

Wat was de taak van een stadhouder?
A
Het besturen van een stad.
B
Het besturen van het land.
C
Het besturen van een gewest.
D
Het aanvoeren van het leger.

Slide 22 - Quiz

Door wie werd de speciale rechtbank opgericht om de ketters te berechten?
A
Willem van Oranje.
B
Karel V.
C
De hertog van Alva.
D
Philips de II.

Slide 23 - Quiz


Lees de zes zinnen (A-E).
Noteer de letters A-E in de juiste tijdsvolgorde.

A
C-B-A-D-E.
B
C-D-A-B-E.
C
E-D-A-B-A.
D
C-D-B-A-E.

Slide 24 - Quiz

Wat is een andere naam voor de Nederlandse Opstand?
A
De Nederlandse oorlog.
B
De 80 jarige oorlog.
C
De grote oorlog.
D
De Spaans-Nederlandse oorlog.

Slide 25 - Quiz

Waarom zou je 1581 kunnen zien als het jaar waarin Nederland onafhankelijk werd?
A
Toen werden de banden met Filips II verbroken.
B
Toen werd Willem van Oranje koning.
C
Toen werd de Vrede van Münster gesloten.
D
Toen verklaarde Filips II Nederland onafhankelijk.

Slide 26 - Quiz

In welke eeuw begint de Nederlandse Opstand?
A
14e eeuw
B
15e eeuw
C
16e eeuw
D
17e eeuw

Slide 27 - Quiz

Alva verliest Den Briel aan de Watergeuzen, dat vieren we eigenlijk nog steeds met / tijdens...
A
Koningsdag.
B
Bevrijdingsdag.
C
1 april.
D
Carnaval.

Slide 28 - Quiz

Hoe heet de brief waarmee Nederland Filips II afzweert?
A
Akte van Beëindiging.
B
Akte van Opzegging.
C
Akte van Verlatinghe.
D
Akte van Bevrijding.

Slide 29 - Quiz

Hieronder staan vier uitspraken over het Wilhelmus. Noteer de letters van de juiste uitspraak!
A
Het is een eerbetoon aan Filips.
B
Het is meteen ons volkslied geworden.
C
Het is een kort lied met een couplet.
D
Het lied gaat over de opstandsleider tijdens de 80-jarige oorlog.

Slide 30 - Quiz

Deze bron is waarschijnlijk geschreven door..
A
Een Spaanse soldaat.
B
Hertog van Alva.
C
Filips de II.
D
Een Nederlandse opstandeling.

Slide 31 - Quiz

Wat zijn geuzen?
A
Protestanten die niet meer katholiek wilde zijn.
B
Edelen die in opstand kwamen tegen de koning.
C
Soldaten van de koning.
D
Katholieken die niet meer Protestant wilden zijn.

Slide 32 - Quiz

Wat was het smeekschrift?
A
Brief die je kocht bij de kerk voor vergeving van zonden.
B
De brief met 95 punten van Luther tegen de katholieken.
C
Brief waarin edelen vragen om meer vrijheid van godsdienst.
D
Brief voor Alva om minder streng te zijn.

Slide 33 - Quiz

Waar werd Willem van Oranje vermoord?
A
Haarlem.
B
Delft.
C
Amsterdam.
D
Den Haag.

Slide 34 - Quiz

Wat is een Republiek?
A
Een land met een koning.
B
Een Land zonder koning
C
Een land met een keizer.
D
Een land zonder regering.

Slide 35 - Quiz

Wat was het belangrijkste gevolg van de Nederlandse opstand?
A
Nederland werd een onafhankelijk land met een eigen bestuur.
B
Willem van Oranje werd de vader des vaderlands.
C
Nederland kreeg na afloop zijn eerste grondwet.
D
Nederland leerde dat ze moesten luisteren naar hun koning.

Slide 36 - Quiz