H7 komma - H 3 + 4

Hoofdstuk 7 kommagetallen

7.3 
De waarde 
van kommagetallen

7.4
Rekenmachine
1 / 26
next
Slide 1: Slide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 7 kommagetallen

7.3 
De waarde 
van kommagetallen

7.4
Rekenmachine

Slide 1 - Slide

lesdoelen
Ik benoem de waarde 
van het kommagetal.

Ik benoem meer en minder 
als ik kommagetallen vergelijk.

Ik rond getallen af.

Ik reken met kommagetallen
op het rekenmachine.

Slide 2 - Slide

Een getallenlijn hoeft niet bij 0 te beginnen.

Slide 3 - Slide

Getallen plaatsen op de getallenlijn doe je zo:


1.Kijk waar de getallenlijn begint.

2.Kijk hoe groot elk streepje is.

Slide 4 - Slide

ieder stukje noem je een tiende.

Slide 5 - Slide

ieder stukje noem je een honderdste.
||||||

Slide 6 - Slide

de waarden van getallen

Slide 7 - Slide

Wat is de 3 waard
in het getal : 3,1 ?

Slide 8 - Open question

Wat is de 4 waard
in het getal : 43,1 ?

Slide 9 - Open question

Wat is de 7 waard
in het getal : 43,17 ?

Slide 10 - Open question

Wat is de 5 waard
in het getal : 543,17 ?

Slide 11 - Open question

Wat is de 2 waard
in het getal : 2.543,17 ?

Slide 12 - Open question

Wat is de 7 waard
in het getal : 98,507 ?

Slide 13 - Open question

Wat is de 8 waard
in het getal : 98,5 ?

Slide 14 - Open question

2,7 is .... dan 2,9.

Slide 15 - Open question

7,1 is .... dan 7,7.

Slide 16 - Open question

Je kunt tienden en honderste met elkaar vergelijken.
||||||
5

Slide 17 - Slide

Je kunt kommagetallen 

ook afronden op een heel getal.
||||||
5

Slide 18 - Slide

Je kunt kommagetallen 

ook afronden op een heel getal.
||||||
5
Rond ik 1,75 af op 1 of 2?

Slide 19 - Slide

afronden naar 
beneden. (.. ,0)


vb:
6,2 rond je af op 6,0.
afronden naar 
het volgende hele getal.


vb:
6,5 rond je af op 7,0.

Slide 20 - Slide

kommagetallen
op de rekenmachine

Slide 21 - Slide

0,4 + 0,1 =



0
.
4
+
0
1
=

Slide 22 - Slide

Een kommagetal 
rond je niet altijd af
naar het hele getal
dat het dichtst bij ligt.

Kijk maar naar dit voorbeeld:

Slide 23 - Slide

120 leerlingen gaan op schoolkamp.
In elke bus passen 50 leerlingen.
Hoeveel bussen zijn er nodig?

Slide 24 - Slide

120 : 50 =




120 : 50 = 2,4


1
2
0
:
5
0
=

Slide 25 - Slide

1 2 0 : 5 0 = 2 , 4

Maar...

Je kunt niet 2,4 bussen huren.
2,4 ligt tussen 2 en 3.
in 2 bussen passen niet alle leerlingen,
dus... er zijn 3 bussen nodig.

Slide 26 - Slide