Werkwoordspelling - 3h(v) - p1 - les 1

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
Lesdoel: aan het einde van deze les weet ik hoe ik ervoor sta op het gebied van werkwoordspelling en heb ik als ik dat nodig heb wat uitleg gekregen




  1. Uitleg werkwijze werkwoordspelling                                              5 min.
  2. Nul-meting                                                                                           20 min.    
  3. Extra uitleg / aan de slag                                                                  15 min. 
  4. Afsluiter

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Werkwijze werkwoordspelling
Open in Classroom: zo toetsen we werkwoordspelling in 3h en lees 


Slide 4 - Slide

Werkwijze werkwoordspelling
Open in Classroom: zo toetsen we werkwoordspelling in 3h en lees 
  • 3 lessen klassikaal
  • 20-30 minuten per week thuis/tijdens dalton-uur oefenen 


Slide 5 - Slide

Werkwijze werkwoordspelling
Open in Classroom: zo toetsen we werkwoordspelling in 3h en lees 
  • 3 lessen klassikaal
  • 20-30 minuten per week thuis/tijdens dalton-uur oefenen 


Poging 1:  donderdag 21 november

Poging 2: ...

Slide 6 - Slide

NUL-METING
  • Open in Classroom de nul-meting werkwoordspelling 
  • Maak de nul-meting

Eerder klaar? Begin vast aan taak 1 

Slide 7 - Slide

Uitleg
Maximaal 5 fout
  • Ik ga zelfstandig aan de slag met mijn taken
6 fouten of meer 
  • Luisteren naar de uitleg

Slide 8 - Slide

Wat is het verschil tussen de stam en de ik-vorm?
STAM
Gelov
Lop
Kop
verhuiz
bev 
werk
Ik-vorm
Geloof
Loop
Koop
verhuis
beef
werk
Werkw.
Geloven
Lopen
Kopen
Verhuizen
Beven
Werken

Slide 9 - Slide

Wat is het verschil tussen de stam en de ik-vorm?
STAM
Gelov
Lop
Kop
verhuiz
beef 
Ik-vorm
Geloof
Loop
Koop
verhuis
beef
Werkw.
Geloven
Lopen
Kopen
Verhuizen
Beven
Als je er 'ik' voor zet
Hele werkwoord -en

Slide 10 - Slide

Uitleg werkwoordspelling
Ik snijd 
Hij snijdt 
Jij snijdt
Snijd jij 
Wij snijden 
Wij hebben gesneden
Hij heeft gesneden
Wat bepaalt hoe je het werkwoord schrijft?

Slide 11 - Slide

Uitleg werkwoordspelling
Meneer onderwerp
Mevrouw persoonsvorm

Slide 12 - Slide

Uitleg werkwoordspelling
Meneer onderwerp
Mevrouw persoonsvorm
  • ik
  • hij
  • zij
  • wij
  • het paard
  • de boeken
  • De spullen van je vader
  • loop
  • loopt
  • lopen
  • lopen
  • loopt
  • lopen
  • lopen 

Slide 13 - Slide

Hoe weet je nou hoe je een werkwoord spelt?

Slide 14 - Slide

Wat gaat er bij jou mis?
A
Ik weet niet in welke vorm het werkwoord staat
B
Ik ken de regels niet goed
C
Alles gaat mis
D
Mis? Ik kan prima werkwoorden spellen

Slide 15 - Quiz

Tegenwoordige tijd
Regel:   ik-vorm / ik-vorm + t 
(ik-vorm + d bestaat niet!) 

 Ezelsbruggetje: vul in gedachten 'lopen' in, om te horen of je een -t gebruikt
Hij [loop]t                                        ik loop
Hij [word]t                                       ik word
Hij [verhuis]t                                   ik verhuis

Slide 16 - Slide

Hij (vinden) dat de leerlingen niet hun best doen.

Slide 17 - Open question

Hij (worden) gek van mijn moeder.

Slide 18 - Open question

extra uitleg / aan de slag
Ik snap dit
  • Begin met taak 1. Elke week krijg je een nieuwe taak
Ik vind het lastig
  • We beginnen samen aan taak 1

Tegenwoordige tijd: ik-vorm + t
Regel tegenwoordige tijd:
ik-vorm / ik-vorm + t (vul in gedachten 'lopen' in) 

Slide 19 - Slide

Ik ga dit kunnen!
A
JA
B
NEE
C
Ik twijfel

Slide 20 - Quiz

Agenda
  • di 17 september: taak 1 af + boek gekozen (zie Classroom)
  • di 24 september: taak 2 af
  • 21 november: s.o. werkwoordspelling poging 1

Slide 21 - Slide