Les 3 klok kijken, werkwoorden, DISK thema 1(wk 2)


Nederlands



mevrouw Hilde

Les 3
16-9-2022

1 / 49
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 49 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson


Nederlands



mevrouw Hilde

Les 3
16-9-2022

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

  • Nieuwe DISK woorden
  • Werken in DISK oefenboek
  • Werkwoorden
  • Werken in Taalschool
  • Hebben/zijn in combinatie met onderwerp
  • Gesloten vragen 
  • Klok kijken: bingo, vragen stellen
  • Poster afmaken
  • Connect the dots












Slide 2 - Slide

Nieuwe woorden leren
Schrijf de vertaling op de woordenlijst.

Slide 3 - Slide

DISK
Lezen
Luisteren
Spreken
Schrijven
Woordenschat

Juf Hilde

Slide 4 - Slide

lekker
  • is goed
  • smaakt goed
  • is mooi 
  • zin: Ik vind pasta lekker.
  • zin: Het is lekker weer.
  • zin: Welterusten! Lekker slapen.

Slide 5 - Slide

controleren


  • kijken of iets goed is 
  • = werkwoord
  • Zin: De docent controleert de leerlingen.
  • Zin: De politie moet alle auto's controleren.

Slide 6 - Slide

leuk
  • grappig
  • prettig, fijn
  • zin: Zullen we zwemmen? Ja, leuk!
  • zin: Dat is een leuke docent.

Slide 7 - Slide

kijken
  • kijken naar = je wilt het goed zien
  • werkwoord
  • ik kijk - wij kijken
  • zin: Hij kijkt altijd naar voetballen op de televisie. 

Slide 8 - Slide

het kind
  • klein mens, van 0 tot ongeveer 14 jaar
  • het kind -  de kinderen
  • het kind <---> de volwassene
  • zin: De kinderen spelen buiten. 

Slide 9 - Slide

de klas
  • groep leerlingen.
  • de klas - de klassen
  • zin: Onze klas heet Klas 1. 

Slide 10 - Slide

koken
  • warm eten maken
  • werkwoord
  • ik kook - wij koken
  • zin: De rijst moet ongeveer 10 minuten koken
  • zin: Ik houd van koken, dat is mijn hobby.

Slide 11 - Slide

laatst
  • later dan anderen
  • laatste <---> eerste
  • zin: Hij gaat het laatst naar bed.
  • korte tijd geleden 
  • zin: Zij is laatst met de trein naar Amsterdam geweest.

Slide 12 - Slide

lang

  • lang <---> kort

  • zin: Hij is lang! Bijna 2 meter!

Slide 13 - Slide

de leerling
  • iemand die naar school gaat
  • de leerling -  de leerlingen
  • zin: Zij zijn leerlingen.

Slide 14 - Slide

lezen

Slide 15 - Slide

komen
  • naar deze plaats gaan
  • komen uit
  • werkwoord
  • ik kom - wij komen
  • zin: Ik kom morgen niet op school omdat ik een afspraak heb. 
  • zin: Kom eens hier.

Slide 16 - Slide

kort
  • kort <---> lang
  • zin: Wat is je haar kort! Ben je bij de kapper geweest?
  • weinig tijd
  • zin: Hij is nog maar kort in Nederland. 

Slide 17 - Slide

Werken met DISK
Oefenboek

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Hoe maak je een werkwoord?
ik: hele werkwoord -en (dit is de ik-vorm)
Staat het werkwoord achter jij: ik-vorm +t
Staat het werkwoord voor jij: ik-vorm
hij/zij: ik-vorm +t
wij: hele werkwoord
jullie: hele werkwoord
zij (meervoud): hele werkwoord

Slide 20 - Slide

Voorbeeld
luisteren (het hele werkwoord)
ik luisteren
hij/zij/jij luistert
wij/jullie/zij (meervoud) luisteren

Slide 21 - Slide

Woorden met een lange klank
lopen (het hele werkwoord)
ik-vorm krijg je door -en weg te halen. Lange klank is extra klinker:
ik loopen
hij/zij/jij loopt
wij/jullie/zij (meervoud) lopen

Slide 22 - Slide

Werkwoorden met twee medeklinkers
tellen (het hele werkwoord)
ik-vorm krijg je door -en weg te halen. Als er twee medeklinkers zijn, haal je eentje weg:
ik tellen
hij/zij/jij telt
wij/jullie/zij (meervoud) tellen

Slide 23 - Slide

Werkwoorden met een v en een z
geven
verhuizen
ik geef
ik verhuis
jij geeft- geef jij?
jij verhuist- verhuis jij?
hij/zij geeft
hij/zij verhuist
wij geven
wij verhuizen
jullie geven
jullie verhuizen
zij geven
zij verhuizen

Slide 24 - Slide

Werkwoorden uitschrijven

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

De Taalschool
Zelfstandig werken.

Slide 33 - Slide

Onregelmatige werkwoorden moet je onthouden
hebben
zijn
ik heb
ik ben
jij hebt - heb jij?
jij bent - ben jij?
hij/zij heeft
hij/zij is
wij hebben
wij zijn
jullie hebben
jullie zijn
zij hebben
zij zijn

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Link

Slide 36 - Slide

Klok kijken

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Link

Tijdstippen uit een 12-urenschaal omzetten in een 24-urenschaal.

Slide 39 - Slide

Klokkijk BINGO

Slide 40 - Slide

Hoe laat ga je naar school?
Ik ga om......

Slide 41 - Slide

Hoe laat ga je slapen?

Slide 42 - Slide

Hoe laat ga je slapen?

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Link

Opdracht: Wie ben jij?
Je maakt een poster. 
De poster gaat over jezelf. 
Versier de poster met tekeningen.



Dit moet er op de poster staan:

Slide 45 - Slide

Klokkijk spel
Werk in tweetallen.

Slide 46 - Slide

Connect the dots

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Link


Fijn weekend!

Slide 49 - Slide