Hoe maak je samengestelde zinnen?
- Gebruik een voegwoord om van twee zinnen één zin te maken.
- Controleer of de woordvolgorde in de zin goed is.
Voorbeelden:
Karel leest een boek. Lotte luistert muziek.
Karel leest een boek en Lotte luistert muziek.
Matthijs moet lopend naar school. Zijn band is lek.
Mathijs moet lopend naar school, omdat zijn band lek is.