Formuleren - samengestelde zinnen

Programma
  • Lezen
  • Terugblik les 
  • Uitleg nieuwe theorie 
  • Aan het werk 
  • Huiswerk?
timer
10:00
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Programma
  • Lezen
  • Terugblik les 
  • Uitleg nieuwe theorie 
  • Aan het werk 
  • Huiswerk?
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Doel(en)
  • Aan het einde van de les heb je geleerd wat samengestelde zinnen zijn. 
  • Aan het einde van de les kun je samengestelde zinnen maken. 
  • Aan het einde van de les weet je wat voegwoorden zijn en kun je door middel van deze woorden zinnen samenstellen.

Slide 2 - Slide





Heeft altijd één persoonsvorm.  




  • Heeft altijd twee persoonsvormen.
  • Voegwoord gebruiken: 
en,of, maar, want, dus, omdat, terwijl, zodat, nadat, als en toen

Enkelvoudige zin 
Samengestelde zin 

Slide 3 - Slide

Hoe maak je samengestelde zinnen?
  • Gebruik een voegwoord om van twee zinnen één zin te maken. 
  • Controleer of de woordvolgorde in de zin goed is.
Voorbeeld: 
- Karel leest een boek. Lotte luistert muziek.
- Karel leest een boek en Lotte luistert muziek.

Slide 4 - Slide

Mart begon hard te lachen, .... hij had zijn pyjamabroek nog aan naar school.
A
maar
B
omdat
C
want
D
terwijl

Slide 5 - Quiz

Wij hopen op een Elfstedentocht, .... er ligt nog steeds geen ijs.
A
Want
B
Maar
C
Terwijl
D
Hoewel

Slide 6 - Quiz

.... David niet in topconditie was, scoorde hij drie keer in de tweede helft.
A
Hoewel
B
Maar
C
Omdat
D
Want

Slide 7 - Quiz

.... de spelers zich alvast warmlopen, komt het publiek het stadion binnen.
A
hoewel
B
maar
C
omdat
D
terwijl

Slide 8 - Quiz

Xandra heeft een nieuwe jas gekocht, .... ze de oude kwijt is.
A
hoewel
B
maar
C
omdat
D
terwijl

Slide 9 - Quiz

Formuleren paragraaf 5 (online)
Aan het werk...
timer
1:00

Slide 10 - Slide