13.4 Nieren 5H 2425

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 13.3 Nieren
1 / 35
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 35 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 13.3 Nieren

Slide 1 - Slide

Lesdoel 13.4
Leerdoel 13 t/m 15 uit het boek
Bouw, functie en werking van de nieren

Slide 2 - Slide

Leerdoel 13
Je beschrijft de bouw en werking van een nier en de weg waarlangs urine je lichaam verlaat.

Slide 3 - Slide

Functie van de nieren
Uit het lichaam (bloed) verwijderen van afvalstoffen (zoals ureum), overtollige zouten, overtollig water en lichaamsvreemde stoffen (afbraakproducten van medicijnen).

Slide 4 - Slide

Ligging nieren (BINAS 85A)

Slide 5 - Slide

Bouw nieren (BINAS 85A)
Nier bestaat uit nierschors, 
niermerg en nierbekken.

Een functionele eenheid 
van een nier heet nefron.



Slide 6 - Slide

Bouw van de nieren
Nefron begint in de schors, 
lus naar het merg, terug naar
de schors en dan richting 
nierbekken.




Slide 7 - Slide

Leerdoel 14
Je beschrijft hoe voorurine en urine ontstaan.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Kapsel van Bowman/ glomerulus
In het kapsel van Bowman wordt een deel van het bloedplasma uit de bloedvaten geperst. 

-> voorurine (180 l per dag)

Afvoer via nierbuisje




Slide 11 - Slide

Kapsel van Bowman/ glomerulus
De bloedvaten in het kapsel van Bowman zijn sterk vertakt: glomerulus.

De bloedvatwanden hebben hier poriën-> er kan in korte tijd veel bloedplasma door.

Slide 12 - Slide

Kapsel van Bowman/ glomerulus
Extra hoge bloeddruk in de glomerulus door verschil diameter tussen aan- en afvoerend slagadertje -> ultrafiltratie


Slide 13 - Slide

Kapsel van Bowman/ glomerulus
In het filtraat/ de voorurine zitten: water, glucose en andere voedingsstoffen, zouten, ureum, andere afvalstoffen.

Bloedcellen, bloedplaatjes, plasma-eiwitten blijven in het bloed.

Slide 14 - Slide

Voorurine -> urine
In het filtraat/de voorurine zitten: water, glucose, zouten, ureum, andere afvalstoffen.

1. Glucose en andere voedingsstoffen moet weer terug in de bloedbaan.
2. Water en zouten moeten deels weer terug in de bloedbaan.
3. Extra H+ ionen moeten naar de voorurine (om te voorkomen dat bloed te zuur wordt)

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Eerste gekronkelde nierbuisje
Glucose, aminozuren, vitamines, hormonen, K+, Na+ en Cl- worden mbv (actief) transport weer terug het bloed in gepompt (terugresorptie/ reabsorptie)

Water volgt door osmose


Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Lis van Henle (dalend)
Cellen in dit deel bevatten veel waterkanalen en geen transportkanalen voor andere stoffen.
Osmose zorgt voor terugresorptie water in de weefselvloeistof.




Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Lis van Henle (stijgend)
Dun deel: passief transport Na+ en Cl-  naar buiten: osmotische waarde weefselvloeistof stijgt.
In dit deel wordt ook ureum uit de weefselvloeistof gehaald.

Dikke deel: actief transport van Na+ en Cl-.
Géén transport van water!




Slide 21 - Slide

Tweede gekronkelde nierbuisje
Wat zie je in de BINAS?








Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Tweede gekronkelde nierbuisje
Reabsorptie HCO3-
Water volgt door osmose.








Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Verzamelbuisje
Waterkanalen zorgen voor terugstromen water in het bloed.



Slide 26 - Slide

Vormen van transport in nieren
Gefaciliteerd transport: via eiwitpoorten.
passief: kost geen energie (ATP)
actief: kost energie (ATP)

Osmose: passief transport van water als gevolg van osmotische druk/ verschil in osmotische waarde (= hoeveelheid opgeloste stoffen).




Slide 27 - Slide

Leerdoel 15
Je legt de invloed van het hormoon ADH op de osmotische waarde van het bloed en de bloeddruk uit.

Slide 28 - Slide

Hormonen - ADH
Te veel zout in het bloed (hoge osmotische waarde) ->
ADH (anti-diuretisch hormoon) afgifte door de hypofyse

Zie BINAS 89A en 89D


Slide 29 - Slide

Verzamelbuisje
Waterkanalen zorgen voor terugstromen water in het bloed.

ADH zorgt voor toename van het aantal waterkanalen in de celmembranen van de cellen in het verzamelbuisje

Slide 30 - Slide

Hormonen - Bloeddruk
ADH is ook betrokken bij het regelen van de bloeddruk. Veel water vasthouden betekent een hogere bloeddruk. 
Veel water verliezen betekent een lagere bloeddruk -> plaspillen

Bekijk ook BINAS 85D



Slide 31 - Slide

Alcohol en de nieren
Alcohol remt de productie van ADH.
Dit betekent een hogere urineproductie dan nodig dus relatief veel vochtverlies -> hoofdpijn



Slide 32 - Slide

Vraag
Bij een proefpersoon wordt extra water aan het bloed toegevoegd. Welk gevolg zal dit hebben voor de osmotische waarde van de voorurine en die van de urine:

De osmotische waarde van de voorurine .....1.....stijgt/daalt
De osmotische waarde van de urine ......2......stijgt/daalt

Slide 33 - Slide

Lesdoelen
  • Je beschrijft de bouw en werking van een nier en de weg waarlangs urine je lichaam verlaat (leerdoel 13)
  • Je beschrijft hoe voorurine en urine ontstaan (leerdoel 14)
  • Je legt de invloed van het hormoon ADH op de osmotische waarde van het bloed en de bloeddruk uit (leerdoel 15)

Slide 34 - Slide

Huiswerk
Opdrachten 13.4
Leerdoelen 13 t/m 15

Slide 35 - Slide