Luisteren 2.3 Betogende teksten

Argumenteren
Taalblokken bouwsteen 5
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Argumenteren
Taalblokken bouwsteen 5

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Feiten
Zijn controleerbaar. Je kunt opzoeken of iets klopt.
Objectief

Krant, journaal/nieuws, lesboeken

Slide 3 - Slide

Meningen of standpunten
Wat iemand van iets vindt of hoe iemand over iets denkt. 

Bijv.: De avondklok moet worden afgeschaft

Slide 4 - Slide

Argumenten
Je mening of standpunt onderbouw je met argumenten. 
Deze kunnen objectief of subjectief zijn. 

objectief: 
subjectief:

Slide 5 - Slide

Argumenten
Je mening of standpunt onderbouw je met argumenten. 
Deze kunnen objectief of subjectief zijn. 

objectief: feitelijk, controleerbaar
subjectief: gebaseerd op een gevoel of persoonlijke opvatting

Slide 6 - Slide

Drogredenen
Onjuiste argumenten

Slide 7 - Slide

Zijn broer is echt een &%$#!, dus hij zal zelf ook niet erg leuk zijn.
A
generalisatie
B
vals dilemma
C
verkeerde vergelijking
D
persoonlijke aanval

Slide 8 - Quiz

Je mag kiezen, je gaat met hem naar de bios of we zijn geen vrienden meer.
A
verkeerde vergelijking
B
vals dilemma
C
bespelen van het gevoel van publiek of tegenstander
D
onjuist beroep op autoriteit

Slide 9 - Quiz

Mijn nichtje van 12 zegt dat ik het verkeerde beroep heb gekozen.
A
persoonlijke aanval
B
onjuist beroep op autoriteit
C
verkeerde vergelijking
D
bespelen van het gevoel van publiek of tegenstander

Slide 10 - Quiz

In een dorp wonen alleen maar boeren.
A
vals dilemma
B
verkeerde vergelijking
C
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
D
generalisatie

Slide 11 - Quiz

Ik houd niet van appels. Appels zijn fruit. Dus ik houd niet van fruit.
A
generalisatie
B
persoonlijke aanval
C
verkeerde vergelijking
D
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie

Slide 12 - Quiz

Mijn opa van 87 drinkt iedere avond een borreltje. Dagelijks een borrel drinken, is dus gezond.
A
generalisatie
B
persoonlijke aanval
C
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
D
verkeerde vergelijking

Slide 13 - Quiz