Formatieve les - Nederlands - studiedag 28 november

Persoonsvorm of
Voltooid deelwoord?

Als onderdeel van:

1 / 22
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Persoonsvorm of
Voltooid deelwoord?

Als onderdeel van:

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
1. Ik kan de persoonsvorm tegenwoordige tijd van elk gegeven werkwoord juist spellen.
2. Ik kan het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden juist spellen.
3. Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen de PVTT en VTT. 

Hoger leerdoel: 

Slide 2 - Slide

Programma 
1. Waar staan we nu: leerdoel 1 & 2 (BELANGRIJK)          (10  min)
2. Leerdoel 3: een domein                                                   (10 min)
3. Opdrachten om leerdoel 3  te kunnen behalen            (20 min)
4. Herhaling                                                                          (10 min)

Slide 3 - Slide

Beantwoord de open vraag
Vertel in vijf zinnen over deze studiedag tot nu toe.
Gebruik de volgende woorden in ieder geval:
Bepalen, overtuigen, vertellen, veranderen

1. Ga naar .com.
2. Vul de code in die op het bord staat.

Slide 4 - Slide

Testvraag 1:
Bekijk zin 1 en zin 2. Wat kun je zeggen over de spelling van de werkwoorden?
Zin 1: Het gebeurd niet vaak dat ik zoveel zin heb in een studiedag.
Zin 2: Heleen heeft weer die lekkere broodjes van Tjin's besteld.
A
Zin 1 en zin 2 zijn beide juist.
B
Zin is juist, zin 2 is onjuist.
C
Zin is onjuist, zin 2 is juist.
D
Zin 1 en zin 2 zijn beide onjuist.

Slide 5 - Quiz

Testvraag 2:
Bekijk zin 1 en zin 2. Wat kun je zeggen over de spelling van de werkwoorden?
Zin 1: Verandert er veel in het komende schooljaar?
Zin 2: Het nieuwe kabinetsbeleid verdiend bepaald geen hoofdprijs!
A
Zin 1 en zin 2 zijn beide juist.
B
Zin is juist, zin 2 is onjuist.
C
Zin is onjuist, zin 2 is juist.
D
Zin 1 en zin 2 zijn beide onjuist.

Slide 6 - Quiz

Hoe komt het dat je PVTT en VTT door elkaar haalt? Of, als dat bij jou niet gebeurt, hoe zou het kunnen dat iemand dat doet?

Slide 7 - Open question

Als het gaat over werkwoordspelling (Nederlands), vertrouw ik vooral op mijn gevoel.
0100

Slide 8 - Poll

Weten we nog? 
De oudheid
De vroege middeleeuwen 
Prehistorie 
4  mil. tot 3000 v.Chr. 
3000. Chr. tot 500 n. Chr. 
 500 n. Chr.  tot 1000 n. Chr. 
Monniken & ridders
Grieken & Romeinen
Jagers & boeren

Slide 9 - Drag question

1. Jij kent de titel, de jaartallen en de naam van de periode van tijdvak 3. 
  • Monniken & ridders (H3.)
  • 500 na. Chr. tot 1000 na Chr. 
  •  De vroege middeleeuwen

Slide 10 - Slide

2. Jij kunt uitleggen welke drie grote problemen zich afspeelden in het Romeinse rijk vanaf de 4e eeuw. 
Vorige week hebben wij ons verdiept in de drie grote problemen waarmee het Romeinse rijk te maken kreeg vanaf de 4e eeuw n. Chr. 

Maak de volgende vraag aangaande leerdoel 2 in individueel en in stilte. 

Slide 11 - Slide

Kies de drie problemen uit waarmee het Romeinse rijk te maken kreeg. (noteer alleen de letters!)

a. Het Romeinse rijk kwam in de problemen door Constantijn de Grote en zijn Christendom.
b. Een te kort aan soldaten zorgden voor problemen bij de grens van het Romeinse rijk.
c. Boeren verlieten hun boerderijen en stopten met het betalen van belastingen.
d. Romeinen wilden graag hun polytheïstische geloof behouden, en kregen ruzie met Christenen.
e. Romeinen kregen vaak onenigheid over de opvolging van de keizer.

Slide 12 - Open question

Aan de slag met leerdoel 2 

Stap 1: Verlengde instructie klassikaal.

Stap 2: klassikale vraag leerdoel 2. 


Aan de slag met verdieping

Stap 1: maak opdracht 10a blz. 136.

Stap 2: Lees dit artikel over de Val van Rome 

Stap 3: Kijk dit filmpje over de bloei en val van het Romeinse rijk. 
A
B

Slide 13 - Slide

2. Je kunt uitleggen welke drie grote problemen zich afspeelden in het Romeinse rijk vanaf de 4e eeuw. 
  1. Leger te klein om de grote grenzen van het Romeinse rijk te beschermen. 
  2. Belasting was te hoog, boeren stopten met  dit te betalen en trokken weg. 
  3.  Problemen opvolging van de keizer: machtsstrijd. 

476 n.Chr. valt Romeinse rijk uit elkaar nadat de laatste romeinse keizer wordt afgezet. 

Slide 14 - Slide

Leerdoel 2: Noteer met welke drie problemen het Romeinse rijk te maken kregen.

Slide 15 - Open question

3. Je kunt uitleggen waarom mensen op een domein gingen wonen. (blz. 131/132)


4. Je kunt uitleggen wie horigen waren en hoe je een heer werd.
(blz. 131/132)

  • Klaar? Maak opdracht 5A t/m 6C (blz. 132) Daarna 


- Noem de reden waarom mensen op een domein gingen
wonen. 
- Leg uit wat een domein is. 
- Leg uit wie horigen zijn.
- Leg uit hoe je een heer kon worden. 
Verdieping
Lezen over de eerste Frankische Christelijke koning
Herhaling
Kijk een aflevering over de vroege middeleeuwen 

Slide 16 - Slide

3. Ik kan uitleggen waarom mensen op een domein gingen wonen.
  • Mensen gingen voortaan op een domein wonen omdat het veilig was: na de val van het Romeinse rijk werden steden geplunderd en veroverd. 

  • Een domein is: Een gebied met versterkte boerderij, landbouwgrond, een kerk en kleinere boederijtjes

Slide 17 - Slide

4. Ik kan uitleggen wie horigen waren en hoe je een heer werd.



  • Horigen: waren boeren zonder eigen grond. Ruilden hun grond in tegen bescherming van de heer. 

  • Een heer:  een klein aantal boeren die veel grond bezat. 

Slide 18 - Slide

(doel 3 & 4)
Wat is een 'domein'
A
Een beschermd stuk grond wat de eigendom is van een heer, die daar samen met horige boeren wonen en aan landbouw doen.
B
Een beschermd stuk grond wat eigendom is van een horige boer die daar samen wonen en aan landbouw doen.
C
Een open stuk grond wat de eigendom is van een heer, die daar samen met horige boeren wonen en aan landbouw doen.
D
Een religieuze plek waar geestelijken en adel samenkomen.

Slide 19 - Quiz

Aan de slag! (huiswerk)
Maak opdracht 10a, 10b, 10c op blz. 103. 

Klaar? KIJK DIT

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video