LE6 - week 1 - Verhoudingen vereenvoudigen - Rekenen met verhoudingen

Rekenen Niveau 4
1 / 26
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Rekenen Niveau 4

Slide 1 - Slide

LE6 - week 1

Verhoudingen vereenvoudigen - Rekenen met verhoudingen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

1. Wat is de verhouding tussen de hoeveelheid witte basterdsuiker en de hoeveelheid boter in het recept?
Vereenvoudig de verhouding zo ver mogelijk.

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Video

2. Een zakje vanillesuiker bevat 10 g vanillesuiker.
Wat is de verhouding tussen het aantal gram vanillesuiker en aantal gram donkere basterdsuiker?
Vereenvoudig de verhouding zo ver mogelijk.

Slide 8 - Open question

3. Een voetbalvereniging heeft bijgehouden waar iedereen de finale van het WK voetbal keek:
- 45 leden keken thuis;
- 32 leden keken bij vrienden;
- 16 leden keken in de kroeg;
- 2 leden keken in het stadion.
Wat is de verhouding tussen het aantal leden dat thuis naar de finale keek en het totaal aantal leden?
Vereenvoudig de verhouding zo ver mogelijk.

Slide 9 - Open question

4. Chris geeft een groot feest. Hij geeft € 180 uit aan drinken en € 420 aan zaalhuur.

Wat is de verhouding tussen het bedrag dat Chris uitgeeft aan drinken en het bedrag dat Chris uitgeeft aan zaalhuur?
Vereenvoudig de verhouding zo ver mogelijk.

Slide 10 - Open question

5. Wat is de verhouding tussen het aantal gram boter en het aantal gram bloem in het recept?
Vereenvoudig de verhouding zo ver mogelijk.

Slide 11 - Open question

6. 36 toeristen gaan mee op een groepsreis:
- 12 uit Nederland;
- 10 uit Frankrijk;
- 8 uit Duitsland;
- 6 uit Engeland.
Wat is de verhouding tussen het aantal toeristen uit Engeland en het totaal aantal toeristen dat meegaat? Vereenvoudig de verhouding zo ver mogelijk.

Slide 12 - Open question

7. 26 teams hebben zich aangemeld voor een toernooi.
6 teams melden zich op het laatste moment af.
De andere teams doen wel mee.

Wat is de verhouding tussen het aantal teams dat meedoet aan het toernooi en het totaal aantal aanmeldingen voor het toernooi?
Vereenvoudig de verhouding zo ver mogelijk.

Slide 13 - Open question

8. Bernice kookt voor 4 personen spaghetti.
Ze gebruikt 100 g spaghetti per persoon.

Welk deel van het pak spaghetti gebruikt Bernice?
Schrijf het antwoord als breuk en vereenvoudig zo ver mogelijk.

Slide 14 - Open question

9. Wat is de verhouding tussen het aantal optredens op Podium EEN en het totaal aantal optredens?
Vereenvoudig de verhouding zo ver mogelijk.

Slide 15 - Open question

10. Het Amstel hotel heeft in totaal 140 medewerkers in dienst.
60 medewerkers werken er korter dan een jaar.

Wat is de verhouding tussen het aantal medewerkers dat korter dan een jaar in het Amstel hotel werkt en aantal medewerkers dat er langer dan een jaar werkt?
Vereenvoudig de verhouding zo ver mogelijk.

Slide 16 - Open question

11. Patrick koopt voor € 12 krasloten.

Hoeveel krasloten koopt Patrick?

Slide 17 - Open question

11. Abdel fietst naar Utrecht. Na 10 min. komt hij langs de wegwijzer. Hij heeft dan al 2,5 km afgelegd. Daarna blijft hij in hetzelfde tempo doorfietsen.

Hoeveel minuten doet Abdel over de hele route?

Slide 18 - Open question

13. Hans koopt een aquarium voor 14 baarzen.
Vier baarzen hebben 250 l water nodig.

Hoeveel liter water moet er in het aquarium passen?

Slide 19 - Open question

14. Arnold koopt 1.200 g kiwi’s.

Hoeveel moet Arnold betalen?

Slide 20 - Open question

15. Hoeveel kost 300 g chocoladerozijnen?

Slide 21 - Open question

16. Hoeveel kilogram appels kun je kopen met € 9?
Rond het antwoord af op een geheel getal.

Slide 22 - Open question

17. Iris koopt 8 appels.

Hoeveel moet Iris betalen?

Slide 23 - Open question

18. Mila koopt 600 g snoep.

Hoeveel moet Mila betalen?

Slide 24 - Open question

19. Pieter wil een aantal gouden sieraden inruilen voor geld.
Het gaat om een ring van 2,9 gram, een ring van 4,6 gram en een gouden hangertje van 5 gram.
De goudprijs is € 33.000 per 1.000 gram.

Hoeveel euro krijgt Pieter in totaal?

Slide 25 - Open question

20. Ray downloadt een bestand van 3.060 MB. Na 2 min. heeft hij 1.836 MB gedownload. De downloadsnelheid blijft gelijk.

Hoeveel seconden duurt het downloaden van het hele bestand?

Slide 26 - Open question