Negatieve getallen Mavo1

Wat moet je bij je hebben
1. Pen en schrift
2. rekenmachine
1 / 35
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Wat moet je bij je hebben
1. Pen en schrift
2. rekenmachine

Slide 1 - Slide

Wat moet je kunnen
-  Je moet  met een positieve  en negative getallen lijn kunnen werken   
- Je moet weten welke getallen groter of kleiner zijn op de getallenlijn
-  je moet kunnen optellen en aftrekken met negatieve getallen.
- kun je de rekenvolgorde toepassen  met negatieve en positieve getallen.
- Je weet de oppervlakte te berekenen
- Je weet de Omtrek te berekenen.


Slide 2 - Slide

Terugblik

  • Ik weet dat een assenstelsel ook negatieve assen heeft.
  • Ik kan coördinaten aflezen en aanbrengen in een assenstelsel met ook negatieve assen.
  • Ik kan in coördinaten ook met decimale getallen werken op de negatieve assen.

Slide 3 - Slide

Vuistregels bij schatten
- Hoogte van een verdieping: 3 meter
- Snelheid fietsen: 18 km/u
- Maten van een deur: 1 bij 2 meter.
- Afstand pink-duim: 20 cm
- Lengte volwassene: 1,80 m
- Grote stap: 1 meter
- Stevig doorlopen: 6 km/uur

Slide 4 - Slide

Negatieve coordinaten
Hier zie je een temperatuur grafiek  op een dag  in januari 
a. Op welk uur is de temperatuur het koudst.
  b.  Hoe laat was temperatuur   het hoogst  

Slide 5 - Slide

Negatieve coordinaten
a. De temperatuur is het koudst   om 12 uur s'nachts toen het -3 graden celsius was. 
b. De temperatuur was het hoogst om 12 uur smiddags.

Slide 6 - Slide

Kijk naar de grafiek
a. Wanneer was de temperatuur
0 graden.
b. Hoeveel graden is de temperatuur gestegen vanaf het koudste moment in de nacht, tot toen het 6 uur in de ochtend was.

Slide 7 - Slide

Negatieve coordinaten
a. Om 18:00 uur of 6uur in de middag was het nul graden celcius. 
b. De temperatuur was  gestegen van -3 graden tot 1 graad celcius en dus is 4 graden gestegen

Slide 8 - Slide

Oppervlakte

Slide 9 - Slide

Oppervlakte
a.   6 vierkanten cm want er zijn 5 hele vierkanten plus 2 x 0,5= 1  dus totaal 6 vierkante cm
b.  Er zijn 4 hele blokjes  plus 4 x0,5 =2 dat maakt 6 hele vierkanten
      De middelste kan je verdelen 8 delen dus 1/8 en  er zijn 4 gekleurd dus 4 x 1/8 = 4/8= 1/2 
      in totaal zijn er dus 6 + 1/2 = 6 1/2 vierkanten = 6 1/2 vierkante cm
c.  2 hele vierkanten plus 6 x0,5 =3 vierkanten. in totaal zijn er 2 + 3 = 5 vierkanten dus 
     5 vierkante cm

Slide 10 - Slide

Omtrek 
  • Ik begrijp de begrippen omtrek en lengtematen.

  • Ik kan de omtrek van een figuur berekenen.

Slide 11 - Slide

Bereken de Omtrek

Slide 12 - Slide

Uitwerking
Omtrek = 5 + 6 + 8 + 3,5+ 3+2,5 = 28m

je kan ook gewoon de 
2 x l + 2 x Br nemen=
2 x 8 + 2 x 6= 28

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Omtrek
  • Hoe bereken je dus de omtrek

Slide 15 - Slide

Omtrek
  • Hoe bereken je dus de omtrek

Antwoord:
De omtrek bereken je door alle lengten van de zijden op te tellen

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Kan je dit invullen
 a.  -8 + ........= 20                              

b.  14 - .......  = 32

c.  - 8 -   .......=16

d.   7-  .........=-2

Slide 18 - Slide

Kan je dit invullen
 a.  -8 + 28= 20                              

b.  14 - -18 = 32

c.  - 8 -  -24 =16

d.   7  -   9  =-2

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Noem alle lengtematen

Slide 21 - Slide

Noem alle lengtematen
Km -hm-dam-m -dm-cm- mm

Slide 22 - Slide

Kan je dit invullen
               zet - of + voor de cijfers zodat het klopt
a.     ...3 + 4  x ... 8 =  29     
 

Slide 23 - Slide

Kan je dit invullen
 
a.  -3 +  4  x   8 =  29    (denk eraan keer eerst)
Voor de 3 een negatief teken 
voor de 8 een positief teken

Slide 24 - Slide

Kan je dit invullen
 
a.  -3  x ..........=  24     
b.  -5 : ...........= 1
c. -23 x. ........= 0
d. -78 +.......... =0
e.  35 : .........=-7
 

Slide 25 - Slide

Kan je dit invullen
 
a.  -3  x -8 =  24     
b.  -5 :   -5   = 1
c. -23 x  0   = 0
d. -78 + 78 = 0
e.  35 : -5  =-7
 

Slide 26 - Slide

Schrijf de Coördinaten op.

Slide 27 - Slide

Antwoorden zijn:
A=(-5 ,4)          F= ( -4, 0).       K= (-2,3)
B=(2 ,-2).         G= ( -1, -4).       L=(4 ,-1)
C=(-1 , 1)           H= (2 , 5).        M= (-3 ,-1)
D=( 4 , 2 ).        I= (- 2,  0).       N= (4 , -5)
E= (4 , 2)           J= ( 2, 1).             

Slide 28 - Slide

Ieder getal heeft een tegengestelde.
Teken steeds een getallenlijn met daarop het getal en zijn tegengestelde.
a Wat is het tegengestelde van een schuld van 34 euro?
b Wat is het tegengestelde van een positief bedrag van 125 euro?
c Wat is het tegengestelde van +12°C?
d Wat is het tegengestelde van – 6,7°C?
e Wat is het resultaat van getal + tegengestelde?
f Wat valt je op aan de plaats van een getal en zijn tegengestelde op een getallenlijn?
g Wat is het tegengestelde van het tegengestelde van 25?
h Wat is het tegengestelde van 0?



Slide 29 - Slide

Antwoorden
a.  34 euro verdienen 
b. een negatief bedrag van 125 euro
c.  tegengestelde is -12°C?
d.  Het tegengestelde is +6,7°C?
e.  Het resultaat is 0?
f.   De afstanden tot nul zijn even lang
g   Het tegengestelde van het tegengestelde is 25?
h   het tegengestelde is  0?

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Link

Vul in
5,4 hm² = ... m²

Slide 32 - Slide

Vul in
00,5 hm² = ... m²

Slide 33 - Slide

+ - = -
- -  = + 
Negatieve getallen 
BINGO

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Video