Les 7 Taallab (tegenwoordige tijd en imperatief)

Les 7 
Taallab

1 Tegenwoordige tijd en imperatief
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 7 
Taallab

1 Tegenwoordige tijd en imperatief

Slide 1 - Slide

Tegenwoordige tijd en imperatief

Oefeningen 1 en 2 moesten klaar zijn tegen vandaag. 
Verbeter ze via Pelckmans Portaal met een andere kleur.

Nadien ga je zelfstandig aan de slag met de andere oefeningen.
Je volgt de instructies.

Slide 2 - Slide

Tegenwoordige tijd en imperatief
Bekijk de theorie nog eens opnieuw voor de vervoeging van de werkwoorden.

Slide 3 - Slide

Ik (lijden) onder het pestgedrag binnen onze klasgroep op WhatsApp.
A
lijd
B
lijdt
C
lijden
D
lijt

Slide 4 - Quiz

Elke grove opmerking (verbazen) me.
A
verbaasd
B
verbaasdt
C
verbazen
D
verbaast

Slide 5 - Quiz

Zelfs mijn beste vriendin (versturen) kwetsende berichten!

Slide 6 - Open question

Maar in deze evolutie (schuilen) ook een gevaar.

Slide 7 - Open question

De doorsnee pester (vinden) steeds meer zijn digitale weg.
A
vind
B
vindt
C
vinden
D
vint

Slide 8 - Quiz

Het web (bieden) een plek met een vals gevoel van anonimiteit.
A
bied
B
biet
C
biedt
D
bieden

Slide 9 - Quiz

Je (voelen) je vaak veiliger achter een scherm.

Slide 10 - Open question

Een pestkop (behandelen) zijn slachtoffer daardoor gemakkelijker op een ongepaste manier.

Slide 11 - Open question

(Worden) jij ook wel eens gepest via internet?
A
Wordt
B
Wort
C
Worden
D
Word

Slide 12 - Quiz

(Downloaden) dan de tips op de site van Click Safe tegen cyberpesten!
A
Downloadt
B
Downloat
C
Download
D
Downloaden

Slide 13 - Quiz

Iemand (bedriegen) me online.

Slide 14 - Open question

Hoe (redden) ik mezelf uit deze ongemakkelijke situatie?

Slide 15 - Open question

(Contacteren) in zulke gevallen de lokale politie bij jou in de buurt.
A
Contacteert
B
Contacteerd
C
Contacteer
D
Downloaden

Slide 16 - Quiz

Je (houden) best een foto van de bedreigingen bij de hand als bewijsmateriaal.
A
houden
B
houdt
C
hout
D
houd

Slide 17 - Quiz

De politie (behoeden) jou dan voor verdere problemen.

Slide 18 - Open question

Tegenwoordige tijd en imperatief


Maak nu oefening 3 op p. 71. 

Verbeter nadien. (zie volgende slide)

Slide 19 - Slide

Tegenwoordige tijd en imperatief
Oplossingen oefening 3 op p. 71

1. lijd                         9. Word
2. verbaast           10. Download
3. verstuurt           11. bedreigt
4. schuilt                12. red
5. vindt                    13. Contacteer
6. biedt                    14. houdt
7. voelt                     15. behoedt
8. behandelt

Slide 20 - Slide

Tegenwoordige tijd en imperatief


Maak nu oefening 4 op p. 71. 

Verbeter nadien. (zie volgende slide)

Slide 21 - Slide

Tegenwoordige tijd en imperatief
Oplossingen oefening 4 op p. 71

1. wed                  5. vermeldt              9. geldt
2. Aanvaard      6. voorkomt             10. redt
3. wordt              7. wordt                      11. gebeurt
4. houdt              8. overleeft              12. belandt

Slide 22 - Slide

Ze komt naast me zitten en (schudden) haar hoofd.
A
schud
B
schudt
C
schut
D
schudden

Slide 23 - Quiz

'Wauw, (worden) ze zo vaak uitgenodigd?'
A
word
B
wort
C
worden
D
wordt

Slide 24 - Quiz

Ze gooit haar haar naar achteren en (houden) haar hoofd een beetje schuin.

Slide 25 - Open question

'Insta is mijn fulltimebaan' (antwoorden) ze.

Slide 26 - Open question

Tegenwoordige tijd en imperatief


Maak nu oefening 5

Verbeter nadien. (zie volgende slide)

Slide 27 - Slide

Tegenwoordige tijd en imperatief
Oplossingen oefening 5 op p. 72

1. schudt           5. antwoordt          9. rond
2. wordt             6. vermeld              10. glijdt
3. houdt             7. lijdt                        11. wendt
4. glimlacht      8. Bereid                 12. Houd/Hou

Slide 28 - Slide

Tegenwoordige tijd en imperatief
Je hebt nu alle oefeningen gemaakt van deel 1 (= tegenwoordige tijd en imperatief). 

Ga nu naar deel 2 (= onderwerp en persoonsvorm). 

Slide 29 - Slide