Aanwezigheid: Ma - Di - Wo - Do E-mail: sarahabdeltawab@deapollo.nl
Teams: Sarah Abdel Tawab
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Voorstelronde
Docent Biologie: Mevrouw Sarah Abdel Tawab
Docent Biologie en Mentor(coach) van 2H2
Aanwezigheid: Ma - Di - Wo - Do E-mail: sarahabdeltawab@deapollo.nl
Teams: Sarah Abdel Tawab
Slide 1 - Slide
Afspraken
Telefoon op stil/uit in de kluis of het ligt thuis.
Na binnenkomst van de les pak je jouw boeken erbij en leg je het voor je op tafel
We gaan op een respectvolle manier met elkaar om.
Steek je hand op als je iets wilt vragen/zeggen.
Het is niet toegestaan om te eten of te drinken in het lokaal.
Bij verlaten van de les de stoel aanschuiven en tafel netjes achterlaten.
Slide 2 - Slide
Bs 1 en Bs 2 Bouw van een organisme
Leerdoelen
Basisstof 1
Je kunt de negen levenskenmerken van organismen noemen.
Je kunt het verschil beschrijven tussen een levensloop en een levenscyclus.
Je kunt de levensfasen van de mens noemen met de gemiddelde leeftijden en voorbeelden van ontwikkeling geven.
Basisstof 2
Je kunt de organisatieniveaus binnen een organisme van klein naar groot benoemen en beschrijven.
Slide 3 - Slide
Organismen
Alles dat leeft, is een organisme.
Alle organismen hebben levenskenmerken.
Wanneer een organisme geen
levenskenmerken meer heeft,
is het dood.
Dingen die nooit hebben geleefd zijn levenloos.
Slide 4 - Slide
Stofwisseling
- ademhalen
- voeden
- uitscheiden
Voortplanten
Reageren op prikkels
- Bewegen
Groeien/Ontwikkelen
- lichamelijke groei
- geestelijke groei en ontwikkeling
Levenskenmerken
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Levensloop en levenscyclus'
Elk individu heeft een levensloop
Elke soort heeft een levenscyclus.
Een levensloop eindigt als het individu doodgaat en een levenscyclus eindigt pas als de soort uitsterft.
Slide 7 - Slide
B2 De bouw van een organisme
Slide 8 - Slide
Hierboven zie je een torso zoals in het biologielokaal. Een aantal organen zijn ernaast neergelegd. Sleep de namen van de organen naar het juiste orgaan.
Nier
Longen
Lever
Luchtpijp
Dunne darm
Slide 9 - Drag question
Organen
Weefsel
Orgaanstelsel
Organisme
Cellen
Slide 10 - Drag question
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Opdracht:
Sleep de organen naar de juiste plek in de torso.
Slide 13 - Drag question
Sleep deze organisatieniveaus in de juiste volgorde van klein naar groot.
weefsel
cel
molecuul
organel
orgaan
Slide 14 - Drag question
Organisatieniveaus
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Verschillende soorten cellen en weefsels
Niet alle dierlijke cellen hebben celkernen, ze kunnen er ook meer hebben.
Slide 17 - Slide
Organen bestaan uit weefsels
Organen bestaan uit weefsels.
Voorbeelden van weefsels zijn:
Beenweefsel, Spierweefsel,
Zenuwweefsel en Kraakbeenweefsel.
Slide 18 - Slide
Weefsel
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie noem je een weefsel.
Organen zijn opgebouwd uit weefsels
Slide 19 - Slide
Tussencelstof
In weefsels tussen cellen zit tussencelstof -> verschilt per weefsel
Botweefsel heeft stevige, harde tussencelstof
Spierweefsel heeft flexibele tussencelstof
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Cellen en weefsels
Slide 22 - Slide
Cellen en weefsels
1 of meer cellen
Bouwsteen van een organisme
Weefsel: groep cellen met dezelfde vorm en functie tussencelstof rond cellen