H3, lezen, 1i, 24-02-2020

Welkom
Pak alvast je boek, schrift en pen, dan kunnen we snel beginnen. 
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom
Pak alvast je boek, schrift en pen, dan kunnen we snel beginnen. 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
12.35 - 12.45 - Lezen in leesboek
12.45 - 1255 - Wat weet je nog?
12.55 - 13.05 - Opdracht 39 bespreken
13.05 - 13.25 - Keuzemenu










Slide 2 - Slide

Lezen, in stilte

Slide 3 - Slide

Wat weet je nog?
Op dit moment zijn we bezig met leesvaardigheid. Waar hebben we het de vorige lessen over gehad? Wie kan zich nog iets herinneren?

Slide 4 - Slide

Opdracht 39 bespreken
Opdracht 39, blz 152.



Heb je het antwoord goed? Zet dan een krul
Heb je het antwoord fout? Verbeter het dan!

Slide 5 - Slide



  • Je maakt samen (met mij en klasgenoten) opdracht 40 (blz. 201)
  • Je leert de stof beter toepassen door van elkaar te leren
  • Geschikt voor: iedereen die wil leren en leesvaardigheid best moeilijk vind

KEUZE GROEN

KEUZE BLAUW 
  • Je maakt eerst opdracht 43(+) (blz. 156)
  • Je werkt verder aan opdracht 40 (blz. 201)
  • Geschikt voor: de leerlingen die zelfstandig kunnen werken en leesvaardigheid al goed beheersen. 
  • Voorwaarde: je bent stil tijdens de bespreking die de rest v.d. klas doet.
  • Klaar? Begin met opdracht 41 op blz. 202

Slide 6 - Slide

Zelfstandig werken
Wat? Opdracht 40 blz. 201
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw, wordt 
het te luid? Dan we een aantal minuten in stilte (rood). 
Tijd? Je hebt hier tot het einde van de les de tijd voor
Hulp? Vraag je buurman/buurvrouw. Steek anders je hand omhoog, dan kom ik bij je.
Klaar? Maak opdracht 41 ook op blz. 202

Slide 7 - Slide

Dit weet je nog: 
- De verschillende tekstdoelen, tekstsoorten, en tekstvormen
- Hoe je alinea's herkent en deelonderwerpen benoemt

Dit leer je dit hoofdstuk:
- De inleiding, het middenstuk en het slot van een tekst herkennen

Dit weet je nog:
- De verschillende tekstdoelen, tekstsoorten, en tekstvormen
- Hoe je alinea's herkent en deelonderwerpen benoemt


Dit leer je dit hoofdstuk:
- De inleiding, het middenstuk en het slot van een tekst herkennen
-  Kun je benoemen welke manieren je gebruikt om een inleiding te schrijven
- Kun je benoemen hoe je een tekst afsluit 

Slide 8 - Slide

Inleiding
De inleiding staat aan het begin van de tekst en het doel is om de lezer nieuwsgierig te maken naar de tekst. 

Manieren hoe de schrijver dit doet:
1. het onderwerp aankondigen
2. een kort, grappig of bijzonder verhaaltje vertellen
3. een of meer vragen stellen
4. de aanleiding voor het schrijven van de tekst noemen. 

Slide 9 - Slide

Middenstuk
Het middenstuk bevat de meeste informatie en gaat over het onderwerp van de tekst. 

Vaak bestaat het middenstuk uit meerdere alinea's waarin de alinea's deelonderwerpen van het onderwerp bevat. 

Stel een tekst gaat over de bloedsomloop van het menselijk lichaam, dan gaat misschien de eerste alinea over het hart, het tweede over aderen en slagaders en de derde over bloedvaten

Slide 10 - Slide

Slot
Het slot staat altijd op het einde van een tekst en het doel is om de tekst af te sluiten. 

Manieren:
1. een korte samenvatting geven van de tekst
2. een conclusie van de tekst
3. een advies

Slide 11 - Slide

Even oefenen...
Noteer de persoonlijke voornaamwoorden van de onderstaande zinnen. 

1. Ik heb gisteren mijn nieuwe pen uitgeleend aan hun.
2. Vanmorgen heeft zij dat aan hem gegeven.
3. Het is mij nog nooit overkomen.
4. Het mooie weer doet mij altijd goed. 
5. Lot heeft haar dat gisteren nog uitgelegd. 
timer
5:00

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Bijwoordelijke bepaling
Een bijwoordelijke bepaling vertelt iets over de handeling in de zin. Bijvoorbeeld waar, wanneer, waarom of hoe iets gebeurt. 

Vragen die je kunt stellen zijn: waar, wanneer, waardoor, waarmee, waarnaar, wanneer, hoe en hoeveel?

Zinsdelen als: ook, wel, niet en toch zijn ook bwb. 

Slide 14 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
Even oefenen. Noteer van de onderstaande zinnen het wwg, ow, lv, mv en bwb. Als een zinsdeel er niet in voor komt, zet je een streepje. 

1. Gisteren heeft mijn vader een bosje bloemen aan mijn moeder gegeven vanwege hun trouwdag.
2. Waarom hebben jullie dat niet aan mij gegeven? 
3. Door de hevige regenval is een deel van de rivier  verzakt. 
4. Ik heb mijn werkstuk vorige week aan de conciërge gegeven. 
timer
10:00

Slide 15 - Slide

Lesafsluiting
Morgen gaan we weer verder met het onderdeel grammatica zinsdelen.

Welke vraag moet je stellen om het meewerkend voorwerp te vinden?

Slide 16 - Slide

Uitleg zinsopbouw
Bij sommige werkwoorden moet je maar één basisvraag stellen. Bijvoorbeeld:
De hond slaapt.

Je kan niet vragen: Wat slaapt de hond? Je hoeft bij dit werkwoord maar één basisvraag te stellen. Wie slaapt? 

Bij sommige werkwoorden moet je de wie vraag stellen, maar kun je ook de wat vraag stellen.
Bijvoorbeeld:
Lisa zingt. Wat zingt Lisa? Lisa zingt een lied.
Klaas tekent. Wat tekent Klaas? Klaas tekent een hond. 

Slide 17 - Slide

Samengevat
1. Een werkwoord waar je alleen een wie vraag bij moet stellen (Hij slaapt)
2. Een werkwoord waar je een wie & een wat vraag bij moet stellen. (De tuinman hakt de boom om)
3. Een werkwoord waar je een wie vraag bij moet stellen, maar ook een wat vraag bij kunt stellen. (Linda zingt, Linda zingt een lied) 

Noteer van deze werkwoorden de juiste soort. (maak een keuze uit 1, 2 of 3)
Wassen, zwemmen, opbellen, fietsen, wegsturen. 

Slide 18 - Slide

Pauze

Slide 19 - Slide

Raadgedicht

Raadgedicht
https://raadgedicht.nl/strafschopspecialist/


Slide 20 - Slide

Wat weet je nog?
Waar hebben we het de vorige les over gehad?

Slide 21 - Slide

Opdrachten bespreken
Wat? Opdracht 15 en 16 blz. 69 en 70

- Je kijkt met een andere kleur pen na
- Verbeter je antwoord als deze fout is
- Zet een krul als je het antwoord goed hebt

Slide 22 - Slide

Verhaal maken

Ik heb acht vrijwilligers nodig die voor het bord willen komen, deze leerlingen moeten in een rijtje staan. We gaan vandaag weer een verhaal maken. Deze keer gaan jullie niet omstebeurt een woord zeggen, maar word je aangewezen. Het kan zijn dat je dan een langer deel van een verhaal moet vertellen, wellicht een paar zinnen of slechts een woord.

De klas bepaalt of je af bent. Je bent af als je ehhhhh, het woord ervoor herhaalt of natuurlijk als je vloekt of scheldt in het verhaal. De klas moet dus goed opletten of dit niet gebeurt. 

Daarnaast bepaalt de klas het onderwerp van het verhaal. Het verhaal moet hier dus ook een beetje over blijven gaan (enkele uitwijkingen zijn in principe prima). 

Slide 23 - Slide

Tien minuten lezen, in stilte.

Slide 24 - Slide