1kgt- theme 5 - House and home

Theme 5 - House and home
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Theme 5 - House and home

Slide 1 - Slide

neighbourhood
upstairs
downstairs
roof
door
window

Slide 2 - Drag question

carpet
bookcase
bunk bed
curtains
fridge
mirror

Slide 3 - Drag question

sink
attic
freezer
basement
tap
wardrobe

Slide 4 - Drag question

?
Stone 12
what
kind of
do
you
house
live
in
does

Slide 5 - Drag question

Stone 12
I
have
my
own
got
room
his
has

Slide 6 - Drag question

?
Stone 12
do
you
in
a
live
terraced
house
does
lives

Slide 7 - Drag question

Stone 12
I
haven't
blue
carpet
got
on
the
floor

Slide 8 - Drag question

Stone 12
I
live
with
my
here
parents
whit
lives

Slide 9 - Drag question

Slide 10 - Video

Maak een vraag:
They have a big house.

Slide 11 - Open question

Maak een vraag:
She's got a nice mother.

Slide 12 - Open question

Maak een vraag:
Our school has many teachers.

Slide 13 - Open question

Maak een vraag:
You have a headache.

Slide 14 - Open question

Maak een vraag:
We have got 8 lessons today.

Slide 15 - Open question

Grammar nr 14: Duurvorm (present continuous) (TB blz. 81)

Regel: am/ are / is + ww-ing

De duurvorm bestaat dus uit 2 werkwoorden!
Zorg dat je weet wanneer je am/are/is gebruikt. Ben je dat weer een beetje kwijt, kijk dan goed op de volgende dia.
Achter de meeste werkwoorden kun je gewoon -ing plakken. Er zijn maar een paar dingen waarbij je op de spelling moet letten:
- het werkwoord eindigt op -e: dan laat je de -e weg (bake --> baking)
- na een korte klinker moet je de medeklinker verdubbelen: stop --> stopping, chat --> chatting, run --> running . Dit moet omdat anders de uitspraak verandert.
 

Slide 16 - Slide

Grammar nr 14: Duurvorm (present continuous) (TB blz. 81)

To be:

I am          ik ben
you are    jij bent
he is         hij is
she is       zij is
it is           het is
we are     wij zijn
you are    jullie zijn
they are  zij zijn

Als je een ander onderwerp hebt, kijk dan waardoor je het kunt vervangen.
Bijv. my mother = she / the horse = it / my friends = they

Slide 17 - Slide

Grammar nr 14: Duurvorm (present continuous) (TB blz. 81)

Wanneer gebruik je de duurvorm? Als iemand iets NU aan het doen is, als er NU iets gebeurt. 

Vergelijk dit met het Nederlands:

Ik ben aan het lezen.              ] Let op: het zijn in het Engels dus 2 werkwoorden:
I am reading.                            ] am/are/is wordt nogal eens vergeten. 

Dit zeg je alleen als je er NU mee bezig bent. 
Als je wilt zeggen dat je wel vaker leest, zeg je:

Ik lees elke dag.
I read every day. 

Slide 18 - Slide

Welke zin is goed?
A
Alice is doing the dishes
B
Alice are doing the dishes

Slide 19 - Quiz

Welke zin is goed?
A
He am swimming
B
He is swimming
C
He are swimming

Slide 20 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Mark playing hockey
B
Mark am playing hockey
C
Mark is playing hockey
D
Mark are playing hockey

Slide 21 - Quiz

Welke zin is goed?
A
She sing a song
B
She is sing a song
C
She is singing a song

Slide 22 - Quiz

Maak de zin af.
I ............. a test (do)

Slide 23 - Open question

My little brother ......... in the sand. (play)

Slide 24 - Open question

We ............ in the rain (dance)

Slide 25 - Open question

Tom and Paul ........... a tree house (build)

Slide 26 - Open question

You ........... hard today (work)

Slide 27 - Open question

Stephanie ............ a film (watch)

Slide 28 - Open question

The teacher ............ the next exercise (explain)

Slide 29 - Open question

How do you feel about the the upcoming test?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll