Lesson 7. Grammar revision

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

What are we going to do today?

- Study Quizlet 10 minutes. 

- Grammar revision chapter 2. 

- Start Test Yourself Chapter 2.

- Time left? We can do Gimkit

Lesson goal: at the end of the chapter you feel more prepared for next week test regarding the grammar

Study

Study words chapter 2 in Quizlet for 10 minutes. 

In silence. 

After that we are going to make a class in LessonUp

Vragen maken met do 

Meestal om een vraag te maken gebruik je het werkwoord: to do. 

I cycle to school every day = Do I cycle to school every day? 

De zin blijft dus het zelfde er komt alleen do voor.

Vragen maken met does

Is de persoonsvorm in de zin: he/she/it? Dan gebruik je does ipv do om een vraag te maken. 

She looks really good = Does she look really good?

de S van looks verdwijnt in de vraagzin en komt achter does te staan.

Je zet do/does dan vooraan in de zin gevolgd door de persoonsvorm. 

Vragen maken 

Staat er een vorm van to be (am/are/is) of een hulpwerkwoord (may/can/will) of have/has got in de zin? Dan zet je die vooraan om een vraag te maken. 

I have got a dog - Have I got a dog? 

She is so nice - Is she so nice? 

I can come too - Can I come too? 

Ontkenningen maken:

Je gebruikt een ontkenning om te zeggen dat iets niet zo is. 

In een ontkenning zit altijd het woordje NOT. 

Meestal gebruik je do + not (don't) om een ontkenning te maken. 

We have a dog - We don't have a dog. 

Bij he/she/it gebruik je does + not (doesn't) om een ontkenning te maken. 

She likes me - She doesn't like me. 

like gaat weer terug naar de stam (zonder s). 

Ontkenningen maken

Soms kun je not achter het woord toevoegen om de zin ontkennend te maken. Dit kan bij vormen van to be (am/are/is), & hulpwerkwoorden als can, may, will. 

He is very happy - He isn't very happy. 

We can come too - We can't come too. 

Word order

de woordvolgorde in het Engels gaat als volgt: 

wie      doet     wat     waar       wanneer 

Max    wears  a t-shirt to bed every night. 

I           drink   a cup of tea at school everyday 

Maak vragend:
We are driving home.

1. Are we driving home?
2. Do we are driving home?

Maak vragend:
You live near school.

1. Live you near school?
2. Do you live near school?

Maak vragend: She looks at the picture.

Maak vragend: I may help my mom.

Maak ontkennend:
She is looking good.

1. She doesn't is looking good.
2. She isn't looking good.

Maak ontkennend:
I have a lot of fun

1. I don't have a lot of fun.
2. I doesn't have a lot of fun.

Maak ontkennend:
We cycle to school every day.

Zet in de juiste volgorde:
She - all night - in the club - dances - jazz

Zet in de juiste volgorde:
eats - the dog - on the street - a bone