1HV Lezen Herhaling + H6

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 1

Welkom 1F!

Deze les...

- Opening

- Stil lezen

- LessonUp: begrippen Lezen H1-H6

- Aan de slag!

- Afsluiting

Stil lezen

Pak je boek

en kruip 

in het verhaal!

Lesdoelen

- Ik ken de betekenissen van de begrippen uit Lezen H1-H6

Wat doe je als je een tekst
oriënterend leest?

1. Je kijkt naar titel, tussenkopjes, illustraties, bron en eerste alinea.
2. Je leest de eerste en de laatste alinea van de tekst.
3. Je leest de eerste en laatste zin van elke alinea.
4. Je leest de tekst van begin tot eind goed door.

Hoe geef je het onderwerp van een tekst weer?

1. Als een volledige zin, die begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
2. Je vertelt kort de belangrijkste dingen uit de tekst.
3. In één of enkele woorden.
4. Je geeft een samenvatting van de tussenkopjes.

Wat is de standaard tekstopbouw?

1. inleiding - slot - middenstuk/kern
2. slot - inleiding - middenstuk/kern
3. middenstuk/kern - inleiding - slot
4. inleiding - middenstuk/kern - slot

Wat moet je doen als je iets moet citeren?

1. De alinea zo duidelijk mogelijk samenvatten.
2. De hele tekst kort en bondig samenvatten.
3. Een deel van de tekst in eigen woorden zetten.
4. Een deel van de tekst letterlijk overnemen.

Wat is een anekdote?

1. De reden voor de schrijver om de tekst te schrijven.
2. Een (grappig) verhaaltje in de inleiding.
3. Een beknopte samenvatting in het slot.
4. Een ander woord voor hoofdgedachte.

Wat doe je als je een tekst
globaal leest?

1. Je kijkt naar titel, tussenkopjes, illustraties, bron en eerste alinea.
2. Je leest de eerste en de laatste alinea van de tekst.
3. Je leest de eerste en laatste zin van elke alinea.
4. Je leest de tekst van begin tot eind goed door.

Hoe geef je de hoofdgedachte
van een tekst weer?

1. Als een volledige zin, die begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
2. Je vertelt kort de belangrijkste dingen uit de tekst.
3. In één of enkele woorden.
4. Je geeft een samenvatting van de tussenkopjes.

Wat wordt bedoeld met
de aanleiding?

1. De reden voor de schrijver om de tekst te schrijven.
2. Een (grappig) verhaaltje in de inleiding.
3. Een beknopte samenvatting in het slot.
4. Een ander woord voor hoofdgedachte.

Bij welk tekstverband passen de volgende signaalwoorden?

ten eerste, ten tweede, ook, bovendien, daarnaast

1. chronologisch
2. opsommend
3. tegenstellend
4. toelichtend

Bij welk tekstverband passen de volgende signaalwoorden?

bijvoorbeeld, neem nou, denk aan, zoals

1. chronologisch
2. opsommend
3. tegenstellend
4. toelichtend

Bij welk tekstverband passen de volgende signaalwoorden?

vroeger, daarna, later, vervolgens, nadat, straks

1. chronologisch
2. opsommend
3. tegenstellend
4. toelichtend

Bij welk tekstverband passen de volgende signaalwoorden?

toch, maar, echter, daartegenover, hoewel

1. chronologisch
2. opsommend
3. tegenstellend
4. toelichtend

Bij welk tekstdoel horen de volgende tekstsoorten?

strip, roman, mop, cartoon, kort verhaal

1. amuseren
2. informeren
3. overtuigen
4. activeren

Bij welk tekstdoel horen de volgende tekstsoorten?

affiche, advertentie, reclamefolder, uitnodiging

1. amuseren
2. informeren
3. overtuigen
4. activeren

Kende je de begrippen die we zojuist hebben behandeld nog?

1. Ja, allemaal
2. Nee, maar de meeste wel
3. Nee, ik was de meeste vergeten
4. Nee, ik heb hulp nodig

Aan de slag!

MNV Lezen H6, blz. 162-167 - helemaal

Vragen stellen over de toetsstof en de begrippen