werkwoordspelling

Oefenen met
werkwoordspelling
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Oefenen met
werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Voor het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd gebruik je 't sexy fokschaap
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Voor het spellen van het voltooid deelwoord gebruik je 't sexy-fokschaap.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Voor het spellen van de persoonsvorm in de verleden tijd gebruik je 't sexy fokschaap.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz


Casper (branden) zijn vingers gisteren
A
brande
B
brandde
C
brandden
D
branden

Slide 5 - Quiz


Maar iedereen heeft weleens (falen).
A
gefaald
B
gefaalt
C
gefalen

Slide 6 - Quiz

Marle heeft Noa (beloven) me te gaan naar de bioscoop.
A
belooft
B
beloovt
C
beloofd
D
beloovd

Slide 7 - Quiz

Zij zullen hun vingers niet meer (branden).
A
brandden
B
brandde
C
brande
D
branden

Slide 8 - Quiz


(Vinden) je deze les ook zo leuk?
A
vin
B
vint
C
vindt
D
vind

Slide 9 - Quiz

Meneer Jansen (vinden) het hopelijk wel wat.
A
vind
B
vint
C
vindt

Slide 10 - Quiz

Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 11 - Quiz


Als Tania nu eens een beetje (opschuiven).
A
opschuift
B
opschuifd
C
opschuivt
D
opschuivd

Slide 12 - Quiz

Dan kan Erik zijn woord beter (verspreiden).
A
verspreide
B
verspreiden
C
verspreidde
D
verspreidden

Slide 13 - Quiz

Heeft iedereen zijn naam op Julius' schoenen (vermelden)?
A
vermeld
B
vermelt
C
vermeldt

Slide 14 - Quiz

Mevrouw Pieters (zetten) een foto van haar gisteren op Insta.
A
zet
B
zetten
C
zette
D
zat

Slide 15 - Quiz

Sommige leerlingen (roken) stiekem in het park.
A
rookte
B
rookten
C
rookde
D
rookden

Slide 16 - Quiz

Maar ze zijn daarvoor flink (straffen).
A
gestraft
B
gestrafd
C
gestrafft
D
gestraffd

Slide 17 - Quiz

En nu (gebeuren) het gelukkig niet meer.
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt

Slide 18 - Quiz

Hopelijk hebben jullie van deze quiz wat (leren).
A
geleerd
B
geleert
C
geleerdt

Slide 19 - Quiz

Dan (beloven) dat veel voor de toets van volgende week.
A
beloovt
B
beloovd
C
beloofd
D
belooft

Slide 20 - Quiz

Wat vind je nog moeilijk aan werkwoordspelling?

Slide 21 - Mind map