Week 4 - Les 3 (vrijdag)


Week 4 - Les 3
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson


Week 4 - Les 3

Slide 1 - Slide

Planning
1) Overhoren woordenschat
2) Maken + oefenen opdracht 8 blz 44
3) Korte herhaling verleden tijd + werkblad
4) Voorbereiden op presentaties

Slide 2 - Slide

Hangman
1) Typ de Engelse vertalingen van de gegeven Nederlandse woorden

2) Na 7x fout gokken ben je af

3) Probeer een high-score weg te zetten!

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Planning
1) Overhoren woordenschat
2) Maken + oefenen opdracht 8 blz 44
3) Korte herhaling verleden tijd + werkblad
4) Voorbereiden op presentaties

Slide 5 - Slide

Opdracht 8 (blz 44)
1) Maak het gesprek af met behulp van de expressions van bladzijde 39

2) Oefen het gesprek met je buur(man/vrouw)

Slide 6 - Slide

Planning
1) Overhoren woordenschat
2) Maken + oefenen opdracht 8 blz 44
3) Korte herhaling verleden tijd + werkblad
4) Voorbereiden op presentaties

Slide 7 - Slide

Past Simple
1) Voor zaken die helemaal afgelopen zijn en waarbij je weet wanneer
2) Voor dingen die een actie in het verleden onderbraken
3) Signaalwoorden: yesterday, last..., ...ago, jaartallen

+) Hele werkwoord+ed of 2e vorm (to be = was / were)
-) did not + hele werkwoord (to be = was not / were not)
?) Did + onderwerp + hele werkwoord (to be = Was / Were + onderwerp)

Slide 8 - Slide

Past Continuous
1) Voor zaken die in het verleden bezig waren en een langere tijd duurden
2) Om te vragen/zeggen wat iets of iemand aan het doen was
3) Signaalwoorden: while, when, kloktijden

+) was / were + ing-vorm
-) was not / were not + ing-vorm
?) Was / Were + onderwerp + ing-vorm

Slide 9 - Slide

Present Perfect
1) Voor zaken die in het verleden begonnen zijn en nu nog doorgaan
2) Voor zaken die in het verleden gebeurt zijn waarvan je nu een resultaat of gevolg hebt
3) Voor zaken die in het verleden gebeurd zijn waarvan je niet weet wanneer
4) Signaalwoorden: For, Yet, Never, Ever, Just, Already, Since

+) have/has + voltooid deelwoord (= hele werkwoord+ed of 3e vorm)
-) have not / has not + voltooid deelwoord
?) Have / Has + onderwerp + voltooid deelwoord

Let op: Bij situatie 1 (dingen die nog ACTIEF doorgaan) gebruik je: Have/Has + been + ing-vorm

Slide 10 - Slide

Opdracht werkblad
1) Vervoeg het werkwoord in iedere zin naar de Past Simple, Past Continuous of Present Perfect.
Kijk goed naar de signaalwoorden!

2) Wanneer je klaar bent kun je met behulp van deze LessonUp les je antwoorden controleren
timer
10:00

Slide 11 - Slide

Antwoorden werkblad
1) have invited
2) was raining - went
3) was shining
4) had
5) rang - was cooking
6) has been travelling
7) did not speak
8) has not read
9) have just washed
10) did you go
11) have been
12) invented
13) was
14) have known
15) did not watch
16) were watching
17) were not
18) has had
19) have never ridden
20) were going - stole

Slide 12 - Slide

Planning
1) Overhoren woordenschat
2) Maken + nakijken opdracht 8 blz 44
3) Korte herhaling verleden tijd + werkblad
4) Voorbereiden op presentaties

Slide 13 - Slide

Homework
1) Werkblad Past Simple vs Past Continuous vs Present Perfect maken + nakijken

2) Opdracht 8 blz 44 maken

3) Voorbereiden op presentaties

Slide 14 - Slide