afronding periode 1

Afronding periode 1
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Afronding periode 1

Slide 1 - Slide

doel van de les


Wat is belangrijk en wat niet voor de toets

H13, H14, H15 en H16

    Slide 2 - Slide

    JA
     NEE, helaas geen deelname aan toets

    Slide 3 - Slide

    zit je goed?
    • Niveau sluit aan op afsluitende opgaven
    • ca. 25% is op  CE niveau
    • Toets duurt 2 uur (hard doorwerken)
    • Woordenboek meenemen indien je dat wil!


    Slide 4 - Slide

    Hoofdstuk 13 (informatie asymmetrie, veel aandacht)
    • Wat gebeurt er als koper en verkoper niet dezelfde informatie hebben? ofwel informatie-asymmetrie!
    • Verschil tussen symmetrische en asymmetrische informatie kennen.
    • Kosten van informatie (zoover, garantie, etc.)
    • Effecten van informatie-asymmetrie
    • 1:  averechtse selectie (betalingsbereidheid koper daalt, verkopers van goede producten vinden de marktprijs te laag, alleen verkopers van slechte producten verkopen, markt wordt kleiner). Voor de koper (als verkoper meer weet)
    • 2. Moral Hazard, Nalatig gedrag (gedrag verandert na afsluiten contract)

    Slide 5 - Slide

    Hoofdstuk 14 (verzekeringen)
       Hoe wordt een verzekeringspremie bepaald
        Wat zijn onverzekerbare en verzekerbare risico's
        Wat is risicodraagvlak
    • Informatie-asymmetrie! Nu weet de koper meer dan de verkoper van de verzekering. Effecten van informatie-asymmetrie
    • 1:  averechtse selectie (verkoper/verzekeraar kan risico verzekerde niet goed inschatten. Als ze een hoge premie vragen zullen voorzichtige mensen die niet veel schade maken -goede risico's- zich niet meer verzekeren. De verzekeraar houdt de slechte risico's over, Ali doet niet meer mee).
    • 2. Moral Hazard, Moreel wangedrag, Nalatig gedrag (gedrag verandert na afsluiten contract H13, bijvoorbeeld een reisverzekering)


    Slide 6 - Slide

    Hoofdstuk 14 (verzekeringen)
    • Hoe ga je averechtse selectie bij verzekeringen tegen:
    • 1. eigen risico
    • 2. verplichte solidariteit (WA, Ziektekostenverzekering)
    • Sociale Zekerheid (bijzondere lasten vergoeden of inkomen geven)
    • Sociale Zekerheid = Sociale Verzekeringen + Sociale Voorzieningen
    • Sociale verzekeringen = Werknemersverzekeringen (WW, WIA, ZW) + Volksverzekeringen (AOW, ZVW, AWBZ, Nabestaanden wet, Kinderbijslag). Deze verzekeringen worden betaald uit premies
    • Sociale voorzieningen (WWB ofwel bijstand) = voor iedereen. Wordt betaald uit belastinginkomsten

    Slide 7 - Slide

    H15
    OVR (openbare vennootschap rechtspersoonlijkheid = VOF)
    Waar leen je geld? (bank, huishoudens, vrienden/familie)


    Slide 8 - Slide

    Hoofdstuk 15 (Risico en ondernemen)
    Neem de gemaakte opgaven als leidraad
    Verschil EV en VV  (15.1)
    EV = aandeel (BV, NV) en eigen geld (eenmanszaak, zzp' er)

    Onderpand maakt leningen minder risicovol. Je betaalt minder rente.
    Rente is vergoeding voor: inflatie + risico + dienst van het uitlenen

    15.2 (leiding van onderneming versus aandeelhouders: AHOLD)
    • p 28 en eerste paragraaf p 29
    • p 31 Besloten Vennootschap (EV, aansprakelijkheid, leiding)
    • p 32 Naamloze Vennootschap (aandeelhouders, leiding, belangenverstrengeling)

    Slide 9 - Slide

    Hoofdstuk 16 Beleggen
    Y = C + S + B
    Wat is het verschil tussen Sparen en Beleggen?
    Wat zijn effecten?

    Wat is een vermogen (bezit min schuld)

    Obligaties: wat zijn het? wat gebeurt er met waarde bestaande obligaties als rente verandert?
    Rendement op obligaties: rente EN koersverandering.
    Hoe werkt een obligatie (coupon betalingen)

    Aandelen: wat zijn het? Wat is rendement op een aandeel (dividend en koersverandering).
    Hoe wordt de waarde van een aandeel bepaald (vraag en aanbod, toekomst en verleden)
    Wat gebeurt er met de waarde van een aandeel als de rente daalt of stijgt?

    Slide 10 - Slide

    Aan de slag
    Examenvragen maken

    Slide 11 - Slide

    Slide 12 - Slide

    2013

    Slide 13 - Slide

    Slide 14 - Slide

    Dit kan op 3 manieren (1 noemen is 2 pt)
    1. Renteverlaging >>> maakt lenen van geld goedkoper >> bedrijven gaan geld lenen om meer investeringen te doen >> bestedingen in de economie nemen toe >> toenemende bestedingen is economische groei.
    2. Renteverlaging >> sparen voor huishoudens wordt onaantrekkelijker >> consumptie stijgt >> bestedingen nemen toe >> economische groei
    3. Renteverlaging >>> maakt lenen van geld goedkoper >> overheid gaat geld lenen om meer investeringen te doen, of bespaart geld uitgaven in de vorm van rente >> bij geldbesparing kunnen belastingen dalen en mensen meer uitgeven// bij meer investeren nemen bestedingen in de economie nemen toe >> toenemende bestedingen is economische groei.

    Slide 15 - Slide

    slot

    vragen?






    Slide 16 - Slide

    Slide 17 - Link