Rekenwoorden en Metingen

Rekenwoorden en Metingen
1 / 36
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Rekenwoorden en Metingen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je de betekenis van veelgebruikte rekenwoorden beheersen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over rekenwoorden en metingen?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

De lengte
De lengte is de afstand van het ene uiteinde naar het andere.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

De breedte
De breedte is de afstand van de ene zijkant naar de andere.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

De hoogte
De hoogte is de verticale afstand van de bodem naar de bovenkant.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

De dikte
De dikte is de afstand tussen de twee zijden van een object.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

De afstand
De afstand is de ruimte tussen twee punten.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

De afmeting
De afmeting is de grootte van een object in termen van lengte, breedte en hoogte.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

De liniaal
Een liniaal is een meetinstrument dat wordt gebruikt om lengtes te meten.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

De rolmaat
Een rolmaat is een flexibele meetlint die wordt gebruikt om lengtes te meten.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Op volgorde
Op volgorde betekent dat iets in een bepaalde opeenvolging wordt geplaatst.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Ongeveer
Ongeveer betekent bij benadering of dichtbij, maar niet precies.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Verdelen
Verdelen betekent het gelijkmatig verdelen van iets in delen.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Minimaal
Minimaal betekent het kleinste mogelijke bedrag of de kleinste mogelijke hoeveelheid.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Maximaal
Maximaal betekent het grootste mogelijke bedrag of de grootste mogelijke hoeveelheid.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Het gewicht
Het gewicht is de zwaarte van een object.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

De weegschaal
Een weegschaal is een instrument dat wordt gebruikt om het gewicht van objecten te meten.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Wegen
Wegen betekent het meten van het gewicht van een object.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

De portie
Een portie is een bepaalde hoeveelheid voedsel of drinken.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Het totaal
Het totaal is de som van alle aantallen of hoeveelheden.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Aflezen
Aflezen betekent het verkrijgen van informatie van een meetinstrument of schaal.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Noteren
Noteren betekent het opschrijven of vastleggen van informatie.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Nauwkeurig
Nauwkeurig betekent dat iets precies en correct is.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

De inhoud
De inhoud is de hoeveelheid ruimte die een object inneemt.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

De maat
De maat is een bepaalde grootte of hoeveelheid.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

De maatbeker
Een maatbeker is een meetinstrument dat wordt gebruikt om vloeistoffen in specifieke hoeveelheden te meten.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

De liter
De liter is een eenheid van volume die wordt gebruikt om vloeistoffen te meten.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Vullen
Vullen betekent iets vullen met een bepaalde hoeveelheid vloeistof of materiaal.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

De vloeistof
Een vloeistof is een stof die de eigenschap heeft om te vloeien en geen vaste vorm heeft.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

De middelste
De middelste is het object of de positie die zich in het midden bevindt.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

De eerste
De eerste is het object of de positie die zich op de eerste plaats bevindt.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

De laatste
De laatste is het object of de positie die zich op de laatste plaats bevindt.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 34 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 35 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 36 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.