H.4 Formuleren: verwijswoorden

Hoofdstuk 4
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 4

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Woordgeslacht
Zelfstandige naamwoorden zijn mannelijk, vrouwelijk of onzijdig.

mannelijk                           de-
vrouwelijk                           woorden

onzijdig                                het-
                                                  woorden

Slide 3 - Slide

Let op!
Het woordgeslacht heeft meestal niets te maken met mannelijk en vrouwelijk in de gewone betekenis.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Uitlegfilm kijken
Werkdoelen Cursus 6 Formuleren

§3:
    Leerroute A: 1, 2, 3 4, 5AB, 6AB
    Leerroute B: 1, 2, 3, 4, 5B, 6B
    Leerroute C: 1, 2, 3, 4, 5C, 6C 



Slide 6 - Slide

'Hij ging gisteren naar een monteur, maar die kon helaas niets meer doen.'
-die- verwijst naar:
A
Hij
B
gisteren
C
een
D
monteur

Slide 7 - Quiz

'Voetballen is volgens Chris de mooiste sport die er bestaat!'
-die- verwijst naar:
A
Voetballen
B
sport
C
Chris
D
de mooiste

Slide 8 - Quiz

De vereniging (v) werft ...leden in ziekenhuizen.
A
hun
B
zijn
C
haar

Slide 9 - Quiz

Het team heeft ... tactiek gewijzigd.
A
hun
B
haar
C
zijn

Slide 10 - Quiz

Dit concern (v) heeft helaas een kwart van ... medewerkers moeten ontslaan.
A
Haar
B
Zijn
C
Hun

Slide 11 - Quiz

Dat oude echtpaar moet weg uit
.................. huis waarin het twintig jaar heeft gewoond.
A
haar
B
zijn
C
hun

Slide 12 - Quiz

Formulering
Met welke woorden kun je verwijzen naar de mannelijke de-woorden?
A
het, zijn, dat, dit
B
hij, hem, zijn, die, deze
C
zij/ze, haar, die, deze
D
zij/ze, hen, hun, die, deze

Slide 13 - Quiz

Schrijf 3 dingen op die je hebt geleerd in deze paragraaf.

Slide 14 - Open question

Stel een vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 15 - Open question

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat verwijswoorden zijn.

  • kun je uitleggen en herkennen met welke verwijswoorden je naar de-woorden en het-woorden verwijst.

  • kun je in een tekst/zin aangeven of een verwijswoord goed of niet goed gebruikt wordt. 

  • kun je bij het schrijven van een tekst verwijswoorden op een goede manier gebruiken. 

Slide 16 - Slide

Vul in: De getuige legde ... verklaring af.
A
zijn
B
haar
C
zijn/haar
D
hun

Slide 17 - Quiz

De hond van de buren is heel lief en vrolijk, dus ze kunnen ... makkelijk alleen laten met hun kinderen.
A
hem
B
het
C
hij
D
zij

Slide 18 - Quiz

Geslacht opzoeken
  • Woordenboek

www.vandale.nl


Slide 19 - Slide