Lesson 7. Reading Matters

What are we going to do today?
- Homework check 
- Grammar revision 
- Reading Matters + exercises 
- Time left? Study words in WRTS. 

lesson goal: at the end of the class you feel comfortable to answer questions regarding a text. 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

What are we going to do today?
- Homework check 
- Grammar revision 
- Reading Matters + exercises 
- Time left? Study words in WRTS. 

lesson goal: at the end of the class you feel comfortable to answer questions regarding a text. 

Slide 1 - Slide

Homework 
Let's check exercise 51, 52 & 54 
 

Slide 2 - Slide

Present Perfect
Je gebruikt de Present Perfect om: 
- te zeggen dat iets in het verleden gebeurd is en nog steeds belangrijk is. 
- te zeggen dat iets in het verleden begonnen is en nog steeds aan de hand is. 
- te praten over ervaringen tot nu toe. 

TIP! Woorden zoals just, recently, already, yet, ever gebruik je vaak in de Present Perfect. 



Slide 3 - Slide

Present Perfect
Je maakt de Present Perfect door: 
have/has + voltooid deelwoord. 
have bij: I, you, we, you, they. 
has bij: he/she/it. 

Voltooid deelwoord is of ww + ed of 3de rijtje van irregular verbs. 

Slide 4 - Slide

Zet in de Present Perfect: We ........ (to travel) there often.

Slide 5 - Open question

She ......... (to drive) this car for 2 years now.

Slide 6 - Open question

I .......... (to eat) a sandwich for lunch my whole live.

Slide 7 - Open question

They ......... (to walk) the Elfstedentocht every year since 2001.

Slide 8 - Open question

Modals with negations
Modal is een hulpwerkwoord. Dit hoofdstuk behandelen we: 
can, could & to be able to. 

can: om verzoeken te doen, toestemming te vragen of te geven, het hebben over mogelijkheden en bekwaamheden. 
to be able to: alleen bij mogelijkheden en bekwaamheden 
could: verleden tijd van can. Deze gebruik je bij formelere verzoeken, als je spreekt over dingen die gebeuren in de toekomst. 

Slide 9 - Slide

For example: 
Can you pass me the salt --> hier vraag je om iemand de mogelijkheid heeft om je het zout door te geven. 

Luckily, I was able to help. --> hier geef je aan dat je in staat was om te helpen (je was niet verhinderd) 

Could you repeat that please? --> hierin vraag je op een nette manier of iemand dat wil herhalen waarschijnlijk tegen iemand die ouders is dan jij of een andere functie bekleed. 

Slide 10 - Slide

Negations
Negation = ontkenning. 

Je maakt een ontkenning door: not achter het woord te plakken. 

Let op! bij een ontkenning met have to plak je er een vorm van to do bij. --> I don't have to do the dishes. 

Slide 11 - Slide

It ...... rain tomorrow
A
could
B
can

Slide 12 - Quiz

....... you really talk so loudly?
A
Can
B
Must

Slide 13 - Quiz

I ........ to do my homework.
A
must
B
have to

Slide 14 - Quiz

I ....... find my paper anywhere.
A
can't
B
am not able to

Slide 15 - Quiz

Do:
Go to Reading Matters at the end of your chapter. 

Do the exercises: 55, 56, 57

Done? Study words in WRTS or grammar in SlimStampen

Slide 16 - Slide

What did you learn
today?

Slide 17 - Mind map