Parate kennis 5 havo en vwo

Parate kennis
Parate kennis is kennis die je paraat moet hebben. Je zult voortdurend deze parate kennis nodig hebben bij het maken van opgaven en het begrijpen van de stof. Daarom hebben we ze voor je op een rijtje gezet. Dat leert wel zo gemakkelijk. Elk toets wordt geopend met vragen over de parate kennis. Je krijgt dan recht toe recht aan vragen over deze parate kennis. Elke toets opnieuw. Zo houd je je kennis altijd paraat en dat is nu net de bedoeling.
1 / 48
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Parate kennis
Parate kennis is kennis die je paraat moet hebben. Je zult voortdurend deze parate kennis nodig hebben bij het maken van opgaven en het begrijpen van de stof. Daarom hebben we ze voor je op een rijtje gezet. Dat leert wel zo gemakkelijk. Elk toets wordt geopend met vragen over de parate kennis. Je krijgt dan recht toe recht aan vragen over deze parate kennis. Elke toets opnieuw. Zo houd je je kennis altijd paraat en dat is nu net de bedoeling.

Slide 1 - Slide

Is de macht positief of negatief.
Geef het antwoord zonder deze uit te rekenen :
A
positief
B
negatief

Slide 2 - Quiz

Rekenen met machten van 10

Hoeveel is
A
500000
B
50000
C
5000
D
500

Slide 3 - Quiz

Brandend magnesium reageert heel heftig met koolstofdioxide. Welke blusmethode kun je wel gebruiken?
A
Koolzuursneeuwblusser
B
Water
C
Schuim
D
Een handdoek

Slide 4 - Quiz

Reken om: 100 ℃ naar Kelvin
A
293 K
B
273 K
C
253 K
D
373 K

Slide 5 - Quiz

Je lost 1,42 mol glucose op in 3,50 liter water. Bereken de molaiteit van de oplossing.
A
0,4 M
B
2,5 M
C
0,406 M
D
2,46 M

Slide 6 - Quiz


De molaire massa van SO2 is 64,064 g/mol.

Bereken de massa van 1,50 mol SO2
A
42,7 g
B
64,1 g
C
96,1 g
D
128 g

Slide 7 - Quiz

Het percentage alcohol in wijn is 12%. Hoeveel alcohol zit er dan in een liter wijn?
A
0,12 L
B
0,012 L
C
12 L
D
1,2 L

Slide 8 - Quiz

In 250 gram Red Bull is 0,1 gram cafeïne opgelost. Wat is het percentage cafeïne in Red Bull?
A
0,01%
B
4%
C
25%
D
0,04%

Slide 9 - Quiz

Bij thee zetten wordt er nog een scheidingsmethode gebruikt; welke scheidingsmethode is dit?
A
destilleren
B
filtreren
C
adsorberen
D
indampen

Slide 10 - Quiz

Wat is geen scheidingsmethode?
A
destilleren
B
filtreren
C
verdampen
D
extraheren

Slide 11 - Quiz

Wat is geen scheidingsmethode?
A
Destilleren
B
Chromatografie
C
Elektrolyse
D
Adsorbtie

Slide 12 - Quiz


Hiernaast zie je de scheidingsmethode indampen.

Deze scheidingsmethode berust op een verschil in.....
A
dichtheid
B
kookpunt
C
aanhechtingsvermogen
D
smeltpunt

Slide 13 - Quiz

Wat heb je nodig voor de verbranding en wat komt vrij bij verbranding?
A
Nodig: Water Komt vrij: energie
B
Nodig: zuurstof Komt vrij: energie
C
Nodig: Brandstof Komt vrij: Zuurstof
D
Nodig: koolstofdioxide Komt vrij: energie

Slide 14 - Quiz

Een chemische reactie
A
is omkeerbaar
B
niet omkeerbaar
C
blijven de moleculen gelijk
D
gebeurd er niks

Slide 15 - Quiz

Wat is GEEN chemische reactie?
A
Verbranden van papier
B
Glas maken uit zand en soda
C
Het roesten van je fiets
D
Koffiebonen malen

Slide 16 - Quiz

Het massagetal van Br is 79. Het massagetal van een Br- ion is:
A
78
B
79
C
80
D
onbekend

Slide 17 - Quiz

Is NaCl ontleedbaar of niet-ontleedbaar?

A
ontleedbaar
B
niet-ontleedbaar

Slide 18 - Quiz

Is ... ontleedbaar of niet-ontleedbaar?
Cl2
A
ontleedbaar
B
niet-ontleedbaar

Slide 19 - Quiz

Welke 7 atomen komen voor als twee-atomige elementen?
A
H, P, S, He, Cl, F
B
H, O, N, I, Br, Cl, F
C
P, S, N, I, Br, Cl, F
D
H, O, N, P, S, He

Slide 20 - Quiz

Het periodiek systeem heeft 18

A
periodes
B
rijen

Slide 21 - Quiz

De atomen in het periodiek systeem zijn gerangschikt op:
A
Stofeigenschappen
B
Atoomnummer
C
Reactiviteit
D
Groepen

Slide 22 - Quiz

De perioden in het periodiek systeem zijn gerangschikt op:
A
Stofeigenschappen
B
Massa
C
Reactiviteit
D
Groepen

Slide 23 - Quiz

Wat is de naam voor de meest rechter groep in het periodiek systeem?
A
Alkalimetalen
B
Aardalkalimetalen
C
Halogenen
D
Edelgassen

Slide 24 - Quiz

Wat is de naam van groep 1 van het periodiek systeem
A
Halogenen
B
Aard-alkalimetalen
C
Alkalimetalen
D
Edelgassen

Slide 25 - Quiz

De naam van ... is:
CBr4
A
koolstoftetrabromide
B
koolstoftetrabroom
C
koolstof(IV)broom
D
methaan

Slide 26 - Quiz

Wat is de juiste naam?
(dit is 3x hetzelfde
molecuul)

.
A
benzenolzuur
B
2-hydroxybenzeenzuur
C
benzeen
D
cyclohexaan

Slide 27 - Quiz

Benzeen is een...
C4H8
A
Zout
B
Moleculaire stof
C
Metaal
D
Ion

Slide 28 - Quiz

Wat is de systematische naam van het
molecuul?
A
3,4-methylpent-3-een
B
3,4-methylpent-2-een
C
3,4-dimethylpent-3-een
D
3,4-dimethylpent-2-een

Slide 29 - Quiz

Naamgeving zouten: CuBr2 heet:
A
koperbromide
B
koperbroom
C
calciumbromide
D
calciumbroom

Slide 30 - Quiz

Welk Romeins cijfer wordt gebruikt in de rationele naam van?
Fe2O3
A
II
B
III
C
IV
D
V

Slide 31 - Quiz

Zouten hebben een kristalrooster.
Hebben zouten een hoog of een laag kookpunt?
A
Hoog
B
Laag
C
Zouten kunnen niet koken, ze zijn altijd vast.

Slide 32 - Quiz

"Hydraat" in de naam van een zout betekent dat het zout:


A
oplosbaar is in water
B
watermoleculen afstoot
C
watermoleculen bevat
D
met water kan reageren

Slide 33 - Quiz

Wat is de formule van het samengestelde ion: sulfaat
A
S2
B
SO2
C
SO42
D
SO4

Slide 34 - Quiz

Welk ion is géén samengesteld ion?
A
carbonaation
B
nitraation
C
fosfaation
D
chloride-ion

Slide 35 - Quiz

Dit zijn voorbeelden van zouten met samengestelde ionen
A
H2SO4,NaCl,Na2CO3
B
FeSO4,KNO3,Al2O3
C
KOH,Be(NO3)2,ClO4
D
P2O5,FeS,Li2O

Slide 36 - Quiz

Als natrium met water in aanraking komt, treed een reactie op. Daarbij ontstaat waterstofgas en natriumhydroxide (NaOH).
Wat kun je zeggen over de edelheid van natrium?
A
is heel onedel
B
is onedel
C
is edel
D
is heel edel

Slide 37 - Quiz

is goud een edel of onedel metaal?
A
edel
B
onedel

Slide 38 - Quiz

Exotherm of endotherm? Het opladen van je batterij
A
exotherm
B
endotherm

Slide 39 - Quiz

Is het smelten van ijs endotherm of exotherm?
A
endotherm
B
exotherm

Slide 40 - Quiz

Zuur of base?

HNO3
A
zuur
B
base

Slide 41 - Quiz

Bij een zuur-base-reactie wordt een...
A
H+ overgedragen van een zuur naar een base.
B
OH- overgedragen van een zuur naar een base.
C
H+ overgedragen van een base naar een zuur.
D
OH- overgedragen van een base naar een zuur,

Slide 42 - Quiz

Wat is GEEN zuur base reactie
A
H3O+ + OH- -->2 H2O
B
2 Al + 6 H+ --> Al3+ + 3 H2
C
Na2O + H2O --> 2 Na+ + 2 OH-
D
Al2O3 + 6 H3O+ --> 2 Al3+ + 9 H2O

Slide 43 - Quiz

Welke van onderstaande reacties is een redoxreactie?
A
B
C
D

Slide 44 - Quiz

bij een redox reactie...
A
...worden elektronen opgenomen door de oxidator
B
...worden elektronen opgenomen door de reductor
C
...worden protonen opgenomen door de oxidator
D
...worden protonen opgenomen door de reductor

Slide 45 - Quiz

In een corrosie redoxreactie
is het metaal...
A
De reductor
B
De oxidator
C
Soms de reductor en soms de oxidator.
D
De reductor én de oxidator.

Slide 46 - Quiz

Vergelijking:
Fe2(SO4)3 (s) → 2Fe3+ + 3SO42- (aq)
A
Oplosvergelijking
B
Neerslag
C
Zuur-base
D
Redox

Slide 47 - Quiz

Wat is de halfreactie als zuurstof in zuur milieu reageert in een redoxreactie?
A
O3 + 2 H+ + 2e- -> H2O + O2
B
O2 + 4 H+ + 4e- -> 2 H2O
C
O2 + 2 H+ + 2 e- -> H2O2
D
O2 + 2 H2O + 4e- -> 4 OH-

Slide 48 - Quiz