B3 Les 52 meervoudsvormen

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Startklaar 
       
       Pak je Chromebook/ laptop en je boek.
       Start je Chromebook/ laptop op.
       Log in op www.lessonup.app 
       Je telefoon is in je zakkie en in je tas!
      

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Startklaar 
       
       Genoeg blaadjes in je map!
       Je hebt je leesboek bij je.
       
       

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan wij vandaag doen?
Les 29
Hoe schrijf je meervoudsvormen?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Meervoud van zelfstandige naamwoorden.

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

Het meervoud
Zing mee met Manoushka Zeegelaar Breeveld 
 De Liedjeskast



Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 
  1.  Ik weet welke regels er zijn voor het schrijven van meervouden. (R)
  2. Ik kan van gegeven woorden bepalen wat de juiste meervoudsvorm is. (T1)
  3. Ik kan de juiste meervoudsvorm van een gegeven woord invullen in een zin. (T2)
  4. Ik kan zelf voorbeelden van verschillende I meervoudsvormen bedenken. (I)

*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Maak nu de opdrachten in tweetallen.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Welke zelfstandige naamwoorden krijgen in het meervoud een 's?
A
taxi
B
meisjes
C
tafel
D
auto

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Welke zelfstandige naamwoorden krijgen in het meervoud een -s?
A
concert
B
jongen
C
tafel
D
boek

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Meervoudsvormen
1. Meervoud op -s.
    meervoud op 's (a,i,o,u,y)
2. Meervoud op -n of -en
    woorden op -f: meervoud v : duif - duiven
    woorden op -s: meervoud z: huis - huizen
3. Meervoud op -iën, -ieën of -eën: olie oliën
4. Meervoud waarbij de klinker verandert: schip - schepen: 
5. Meervoud op -eren: kind - kinderen
6. Meervoud op -ci of -a: medicus - medici, neerlandicus - neerlandica

Slide 11 - Slide

Leerdoelgericht werken: 
Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan
de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en
worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 
Meervouden op -s
De meeste zelfstandige naamwoorden 
die eindigen op en, el, em en er
krijgen in het meervoud meestal een -s erbij.
Bijvoorbeeld:
keuken - keukens
lepel - lepels
bezem - bezems
kever - kevers

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Meervouden op -s
Ook zelfstandige naamwoorden 
die eindigen op -erd, -aar, -aard of -um
krijgen in het meervoud meestal een -s erbij.
Bijvoorbeeld:
engerd - engerds
Wandelaar - wandelaars
gierigaard - gierigaards
geranium - geraniums

lepel - lepels
bezem - bezems
kever - kevers

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Meervouden op -s
Ook zelfstandige naamwoorden 
die eindigen op stomme e
krijgen in het meervoud een -s erbij.

Bijvoorbeeld:
tante - tantes
horloge - horloges



Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Meervouden op 's
Zelfstandige naamwoorden die eindigen op:
a, i, o, u of y krijgen in het meervoud een 's.
Bijvoorbeeld:
oma - oma's  
baby - baby's
taxi -taxi's
foto - foto's
paraplu - paraplu's

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Geheugensteuntje meervoud 's
Ik hOU vAn Y 's.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Woorden op -f: meervoud v
 Woorden op -s: meervoud z
Bijvoorbeeld:
duif - duiven
druif -druiven

huis - huizen
laars -laarzen

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Meervoud op -eren.

Bijvoorbeeld:
kind - kinderen
lam -lammeren

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Les 29 Kern 

 Maak nu opdracht 1 en 2 
timer
2:00

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting
Klik op de spinner
Formatief evalueren

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wat vond je van de afgelopen les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

This item has no instructions

Welk cijfer zou je jezelf geven voor aandacht tijdens deze les?
010

Slide 22 - Poll

This item has no instructions

Ben je blij met het resultaat?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

This item has no instructions

Het meervoud
Zing mee met Manoushka Zeegelaar Breeveld 
 De Liedjeskast



Slide 24 - Slide

This item has no instructions

LEERDOELEN
  • Je weet dat woorden in het meervoud soms op een -s of op een -'s eindigen.
    lepel - lepels
    auto - auto's

  • Je weet wat de regels zijn voor het schrijven van woorden die in het meervoud eindigen op -en.
    schrift - schriften

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

LEERDOELEN
  • Je weet dat woorden die op een -s eindigen in het meervoud een z krijgen.
    huis -huizen

  • Je weet dat woorden die op een -f eindigen in het meervoud een v krijgen.
    druif - druiven

Slide 26 - Slide

This item has no instructions