Les 52 en 53: zinnen schrijven

Welkom
Raad eens

Waarom ik iets anders zeg
dan ik bedoel

Waarom ik in de klas almaar
mijn gedachten versleutel

Waarom ik klaag over m'n moeder
terwijl het eigenlijk over m'n vader gaat

Waarom ik je verrot scheld, terwijl ik
het liefst onder je vleugels zou kruipen

Waarom ik een steen door een ruit gooi,
terwijl het domweg mijn eigen glazen zijn

Doe het, raad het
Alsjeblieft

Dan hoef ik het niet langer
geheim te houden                                               (N. de Vries)





1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom
Raad eens

Waarom ik iets anders zeg
dan ik bedoel

Waarom ik in de klas almaar
mijn gedachten versleutel

Waarom ik klaag over m'n moeder
terwijl het eigenlijk over m'n vader gaat

Waarom ik je verrot scheld, terwijl ik
het liefst onder je vleugels zou kruipen

Waarom ik een steen door een ruit gooi,
terwijl het domweg mijn eigen glazen zijn

Doe het, raad het
Alsjeblieft

Dan hoef ik het niet langer
geheim te houden                                               (N. de Vries)





Slide 1 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  • De doelen voor deze week bespreken
  • 10 minuten lezen
  • Uitleg les 52 en 53 - zinnen schrijven
  • Aan de slag!
  • Afsluiten van de les


Slide 3 - Slide

Wat ga je deze week leren?
  • Ik weet op welke manieren een bn gevormd kan worden.
  • Ik weet hoe ik goede zinnen schrijf
  • Ik weet hoe ik zinnen mooier kan maken.


Slide 4 - Slide

Toets vrijdag 17 maart 
Les 43 - 56: theorie + woordjes 
Je kunt voorzetsels herkennen en gebruiken.
Je weet wat je moet doen als je moeilijke woorden tegenkomt in een tekst.
Je weet wat je moet doen als je moeilijke zinnen tegenkomt in een tekst.
Je kunt persoonlijk voornaamwoorden herkennen en gebruiken
Je kunt bezittelijk voornaamwoorden herkennen en gebruiken
Je kunt bijvoeglijk naamwoorden herkennen gebruiken
Je kunt de trappen van vergelijking gebruiken
Je weet hoe je zinnen moet formuleren
Je weet hoe je spanning moet creëren


Slide 5 - Slide

Actief en passieve zinnen
Maak actief:
De pizza werd bezorgd door de buurjongen.

Slide 6 - Slide

Variatie
Het paard steigerde. Het meisje viel hard op de grond. Het paard had geen zin meer om rondjes te draaien. 

Wat valt je op aan deze zinnen? Hoe zou je dit anders op kunnen schrijven?

Slide 7 - Slide

Zinslengte
Mensen lenen tegenwoordig steeds minder boeken in de bibliotheek wat bijvoorbeeld komt doordat veel lezers een e-reader hebben en niet meer zo'n hele zware stapel leesvoer mee willen nemen op vakantie. 

Wat valt je op aan deze zin? Hoe zou je dit anders op kunnen schrijven?

Slide 8 - Slide

Checklist voor je tekst
1. Begint iedere zin met hoofdletter en eindigt die met een punt?
2. Staat er in iedere zin een werkwoord? 
3. Heeft een zin ongeveer 7-10 woorden?
4. Gebruik je schrijftaal in plaats van spreektaal? 
5. Gebruik je actieve zinnen (oftewel, staat er bijna geen worden?)
6. Heb je variatie in je zinnen (iedere keer een andere volgorde?)
7. Zijn je zinnen niet te lang?

Slide 9 - Slide

Aan de slag: les 52 + 53
1. Les 52: maak opdracht 2, 5 en 6. 
2. Klaar? Kijk ze na en ga dan verder met het schrijven aan je tekst. 
3. Schrijf verder aan je tekst 

Straks nemen we de tijd om je tekst voor te lezen aan je buurman/buurvrouw. Dan kan je kijken of je tekst lekker loopt. Daarna kun je verbeteringen aanbrengen. 
Klaar met je tekst? Dan ga je leren voor de toets. 

Slide 10 - Slide

Tot volgende week 
  • Zijn er nog vragen? 

Slide 11 - Slide