H4-lundi 19 + jeudi 22 septembre 2022

  1. Jas buiten het lokaal
  2. Telefoon in je tas
     
  3. Ga rustig zitten
                    op je eigen plaats

  4. Pak je spullen:
  5. agenda, pen, chromebook, boeken, schrift
  6. Tas op de grond naast je tafel
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

  1. Jas buiten het lokaal
  2. Telefoon in je tas
     
  3. Ga rustig zitten
                    op je eigen plaats

  4. Pak je spullen:
  5. agenda, pen, chromebook, boeken, schrift
  6. Tas op de grond naast je tafel

Slide 1 - Slide

Lundi dernier

  • grammaire A:  vraagzinnen
  • grammaire B: bezittelijk voornw.
  • à vous: ex.27, 28A,B
                      ex. 46,47,48
                      Lectures (30/9)
  • les notes du test

Jeudi, pour commencer on va écouter et remplir

Slide 2 - Slide

Remplis les verbes
Il s'agit de l'IMPARFAIT

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

 grammaire tb p. 116 
  • Vraagzinnen

Slide 5 - Slide

Grammaire Vraagzinnen
Vraagzinnen 
zonder vraagwoord                                        met vraagwoord
1. Tu as mangé?                                               1. Tu as mangé où?
2. Est-ce que tu as mangé?                       2.  est ce que tu as mangé?
3. As-tu mangé?                                              3.  as-tu mangé?

Slide 6 - Slide

Grammaire A
Dus:
1 vraagteken
2 est-ce que
3 inversie

Plaats vraagwoord

Slide 7 - Slide

Grammaire A
Let op bij inversie!
Alleen bij persoonlijk voornaamwoord (je, tu, il, elle, on, nous, vous, ils, elles). As-tu, maar niet Paul-a

Il, elle, on + ww met klinker = t erbij
Fait-elle
A-t-elle fait

Slide 8 - Slide

Welke manier van vraagstellen is dit:
Paul a gagné?
A
normaal
B
est-ce que
C
inversie

Slide 9 - Quiz

Welke manier van vraagstellen is dit: Pourquoi a-t-il fait ça?
A
normaal
B
est-ce que
C
inversie

Slide 10 - Quiz

Waar komt het vraagwoord bij een vraagzin met 'est-ce que'?
A
vooraan de zin
B
na est-ce que
C
achteraan de zin

Slide 11 - Quiz

comment
pourquoi
qui
quand
waar
wanneer
hoe
waarom
wie

Slide 12 - Drag question

Hoe stel je ook alweer een vraag in het Frans?

Slide 13 - Slide

Maak van de volgende zin een normale vraagzin: elle fait de la danse

Slide 14 - Open question

Maak van de volgende zin een vraagzin met est-ce que: vous avez bien dormi

Slide 15 - Open question

Maak van de volgende zin een vraagzin met inversie: vous avez de l'expérience

Slide 16 - Open question

Maak van de volgende zin een normale vraagzin met het vraagwoord 'hoe': tu as travaillé

Slide 17 - Open question

Maak van de volgende zin een vraagzin met est-ce que het vraagwoord 'wanneer': tu te lèves

Slide 18 - Open question

Maak van de volgende zin een vraagzin met inversie met het vraagwoord 'waarom': tu fais cela'

Slide 19 - Open question

jeudi 22 septembre

  • stof / oefeningen in de les
  • en thuis?
    Controleren?
  • Nog niet in Magister: Tim, Rosie

  • U1: 29
             37,38,39 (herh)
             40, 41(inleveren)


Slide 20 - Slide

U1
ex. 29  +  37,38,39 (herh)
       40, 41(inleveren)
(ex. 42 t/m 45 (=hd! 30/9 af))
Let op: dit moet af zijn aan het eind van deze les 
of aan het begin van de volgende (maandag 8.00 uur)

Slide 21 - Slide

Finalement (lundi)
les devoirs pour jeudi
les notes du test
ceux qui n'ont pas encore fait le test

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide