Oefenexamen Onderwijs is er niet voor zelfontplooiing

Vraag 1: aandacht lezer trekken
A
actuele gebeurtenis + belang lezer
B
controversieel voorbeeld + eigen mening
C
grappige anekdote + standpunt
D
opvallende uitspraak + reacties daarop
1 / 44
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vraag 1: aandacht lezer trekken
A
actuele gebeurtenis + belang lezer
B
controversieel voorbeeld + eigen mening
C
grappige anekdote + standpunt
D
opvallende uitspraak + reacties daarop

Slide 1 - Quiz

Oefenexamen Onderwijs is er niet voor zelfontplooiing
De tekst waar deze vragen bij horen kun je 
-->  hier <--
vinden

Slide 2 - Slide

Vraag 2: visies belang onderwijs

Slide 3 - Open question

De kern van een goed antwoord is:
• Na de Tweede Wereldoorlog/Toen zagen ouders onderwijs als middel
om materieel en maatschappelijk vooruit te komen / als sleutel tot een
welvarender leven / als een economisch goed 1
• Nu denkt niemand meer dat er verband is tussen onderwijs en
materiële welvaart / Nu gelooft niemand dat onderwijs iets te maken
heeft met zorgen om het materiële bestaan 1
• een volledig goed antwoord, niet langer dan 35 woorden 1

Slide 4 - Slide

Vraag 3: welke alinea?

Slide 5 - Open question

Vraag 4: belangrijkste verschil opvattingen Marx en Marshall

Slide 6 - Open question

De kern van een goed antwoord is:
• Marx: alleen een revolutie kan verandering brengen in het lot van de
arbeider 1
• Marshall: de arbeider kan zich door scholing aan zijn lot onttrekken /
omhoog werken 1
• een volledig goed antwoord, niet langer dan 35 woorden 1

Slide 7 - Slide

Vraag 5: functie alinea 6 t.o.v. alinea 5
A
afweging
B
gevolg
C
oorzaak
D
vergelijking

Slide 8 - Quiz

Vraag 6: argumenten alinea 7 en 8

Slide 9 - Open question

De kern van een goed antwoord is:
• Door het verlies van talenkennis zijn we minder productief geworden 1
• Door het verdwijnen van de ambachtsschool lopen we economische schade op 1
• een volledig goed antwoord, niet langer dan 25 woorden 1

Slide 10 - Slide

Vraag 7: drogreden
A
cirkelredenering
B
onjuist beroep op causaliteit
C
persoonlijke aanval
D
vertekenen standpunt

Slide 11 - Quiz

Vraag 8: zinsgedeelte citeren

Slide 12 - Open question

“Nu zitten ze op een school voor vmbo en vallen in slaap of gaan klieren” (regels 158-160)

OF: "Nu zitten ... gaan klieren" (regels 158-160)

Slide 13 - Slide

Vraag 9: houding auteur
A
neerbuigend
B
pessimistisch
C
relativerend
D
tegendraads

Slide 14 - Quiz

Vraag 10: vergelijking uitleggen

Slide 15 - Open question

De kern van een goed antwoord is:
• (Deze vergelijking maakt duidelijk) dat welvaart als vanzelfsprekend wordt gezien (en dat is fictie) / dat men welvaart als een vaststaand gegeven ziet (en dat is het niet) / dat men ervan uitgaat dat welvaart er altijd zal zijn / welvaart hoeft niet verdiend te worden  1
• een volledig goed antwoord, niet langer dan 15 woorden 1

Slide 16 - Slide

Vraag 11: onderbelicht aspect

Slide 17 - Open question

inhoud

Slide 18 - Slide

Vraag 12: kern alinea 12
A
Als onze ... toekomst toenemen.
B
Het duurt ... onze welvaart.
C
In de ... economische beleid.
D
We moeten ... geld kosten.

Slide 19 - Quiz

Vraag 13: hoofdgedachte
A
Het onderwijs ... welvaart afnemen.
B
In de ... wordt verwaarloosd.
C
In tegenstelling ... kunnen worden.
D
Onze overheid ... in gevaar.

Slide 20 - Quiz

Een tekstfragment
Tips:
  • Breng structuur aan in je antwoord door de vraag te herhalen.
  • Wees duidelijk wat je uit het tekstfragment haalt en wat je uit de tekst haalt.
  • Neem ook hier weer zoveel mogelijk uit de tekst/uit het tekstfragment over! 

Slide 21 - Slide

Vraag 14: beide visies onderwijs

Slide 22 - Open question

De kern van een goed antwoord is:
• (Visie) in de hoofdtekst: onderwijs gaat om persoonlijke ontwikkeling
van het individu / onderwijs is middel tot zelfontplooiing 1
• (Visie) in tekstfragment 1: een diploma/onderwijs is alleen een middel
om aan een baan te komen / instrumentalistische visie 1
• een volledig goed antwoord, niet langer dan 35 woorden 1

Slide 23 - Slide

Verder werken
  • Maak nu vraag 15, 16, 17 en 18.
  • Jullie krijgen daar 20 minuten de tijd voor, daarna voeren we de antwoorden weer in op LessonUp.
  • Je mag zachtjes overleggen met je buur.
  • Denk aan de tips die ik je net gegeven heb!

Slide 24 - Slide

Vraag 15: welke beweringen in een samenvatting?

Slide 25 - Open question

(nummers) 2, 3 en 6

indien drie goed 2
indien twee goed 1
indien minder dan twee goed 0

Slide 26 - Slide

Vraag 16: twee redenen

Slide 27 - Open question

De kern van een goed antwoord is:
• Engels is een wereldtaal geworden en dat maakt het leren van andere vreemde talen niet zo belangrijk 1
• De ambachtsschool bestaat niet meer omdat er niet voldoende interesse meer voor was 1
• een volledig goed antwoord, niet langer dan 35 woorden 1

Slide 28 - Slide

Vraag 17: rol onderwijs

Slide 29 - Open question

De kern van een goed antwoord is:
• Onderwijs is er voor de economie/arbeidsmarkt 1
• een volledig goed antwoord, niet langer dan 15 woorden 1

Ook goed:
Onderwijs moet leerlingen vooral voorbereiden op de arbeidsmarkt / Leerlingen zijn alleen toekomstige ‘arbeiders’.

Slide 30 - Slide

Vraag 18: manier economische belang scholing inhoud

Slide 31 - Open question

De kern van een goed antwoord is:
• hoofdtekst: voorbereiden van leerlingen op de arbeidsmarkt door ze een specifiek vak / specifieke vakkennis (aan) te leren 1
• tekstfragment 3: het ‘bewust’ flexibel en weerbaar maken van
leerlingen (om veranderingen op te vangen) en economisch voor zichzelf op te komen 1
• een volledig goed antwoord, niet langer dan 45 woorden 1

Slide 32 - Slide

Verder werken
  • Lees tekst 2 Samen sterk.
  • Maak vraag 19 t/m 25. 
  • Hier krijgen jullie 30 minuten de tijd voor, daarna voeren jullie de antwoorden weer in op LessonUp. 
  • Je mag zachtjes overleggen met je buur. 
  • Je mag eventueel ook weer bij mij aanschuiven om samen te werken. 

Slide 33 - Slide

Antwoorden invoeren
  • We gaan nu weer de antwoorden invoeren. 
  • Denk vast na over welke vraag je lastig vond. 
  • Houd tijdens het invoeren voor jezelf bij welke vragen je goed en fout had.

Slide 34 - Slide

Vraag 19: tussenkopje alinea 6 en 7
A
Coöperaties en burgerinitiatieven
B
Coöperaties wereldwijd
C
Herwaardering coöperaties
D
Vernieuwing van coöperaties

Slide 35 - Quiz

Vraag 20: tussenkopje alinea 8
A
De coöperatie als basis...
B
De coöperatie en invloed...
C
De vorming van een...
D
De wijze van politieke...

Slide 36 - Quiz

Vraag 21: onderliggende vraag alinea 2
A
Hoe komt samenwerking tot stand?
B
Waarom is samenwerking nodig?
C
Wat is nodig om tot samenwerking te komen?
D
Welke kenmerken heeft samenwerking?

Slide 37 - Quiz

Vraag 22: type argumentatie alinea 2
A
oorzaak en gevolg
B
overeenkomst of vergelijking
C
voorbeelden
D
voor- en nadelen

Slide 38 - Quiz

Vraag 23: hoofdgedachte alinea 7 in één zin

Slide 39 - Open question

De kern van een goed antwoord is:
• Vernieuwde samenwerking / Herwaardering voor coöperatie 1
• zou wel eens vanuit burgerinitiatief tot stand kunnen komen 1
• een volledig goed antwoord, niet langer dan 15 woorden 1

= regel 121 t/m 126

Slide 40 - Slide

Vraag 24: hoofdgedachte tekst 2
A
Coöperaties zouden...
B
In het huidige Nederland...
C
Moderne coöperaties...
D
Voor politici...

Slide 41 - Quiz

Vraag 25: vorm van samenwerking in de toekomst
A
alleen 1
B
alleen 2
C
beide

Slide 42 - Quiz

Hoeveel vragen had je goed?

Slide 43 - Open question

Welke vraag vond je lastig?

Slide 44 - Open question