A practicar con el verbo GUSTAR

A practicar: El verbo gustar
1 / 14
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

A practicar: El verbo gustar

Slide 1 - Slide

Gustar betekent = leuk vinden of houden van.
Hoewel het een werkwoord is op -AR, is het anders dan de andere werkwoorden!

El verbo gustar
GUSTA
GUSTAN
en
Wat je leuk vindt is:
  • Enkelvoud
  • Werkwoord(en)
Wat je leuk vindt is:
  • Meervoud
Voorbeelden:
Me gusta el gato.
Ik vind de kat leuk.

Me gustan los perros
Ik vind honden leuk

Me gusta hablar español 
Ik vind Spaans spreken leuk.




Meestal gebruik je alleen:

Slide 2 - Slide


Het Spaanse werkwoord gustar is nooit alleen. Het werkwoord gustar geeft aan wat je leukt vindt. En daar voor komt altijd een meewerkend voorwerp, die geeft aan wie iets leuk vindt. 


Ik-vorm (yo) =    me gusta ...         +           me gustan ...

Jij-vorm (tú) =    te gusta ...           +            te gustan ...


El verbo gustar

Slide 3 - Slide

               Het werkwoord gustar bestaat dus uit 2 delen. 





El verbo gustar
1
2
ME (ik)
TE (jij)
LE (hij, zij, u enkelvoud)
NOS
OS
LES (hij, zij, u meervoud)
GUSTA
GUSTAN
+
Geeft aan wie iet(hij, zij, u )s leuk vindt.
Geeft aan wat je leuk vindt.
enkelvoud, werkwoorden
meervoud

Slide 4 - Slide

Je gebruikt ook altijd een lidwoord (el/la/los/las), in het Nederlands doe je dat niet altijd.
Voorbeeld: Me gustan las pizzas > Ik hou van pizzas. 

Ik-vorm (yo) =    me gusta ...         +           me gustan ...
Jij-vorm (tú) =    te gusta ...           +            te gustan ...


El verbo gustar
Me gusta la pizza. 
Me gustan las pizzas.
¿Te gustan las pizzas?
VOORBEELD:
Ik hou van pizza.
Ik hou van pizzas.
Hou jij van pizzas?

Slide 5 - Slide

¡A practicar!
los libros
la paella
el fútbol
dormir
beber agua
comer comida española
el zumo de naranja
el hockey
ir al instituto 
hacer la tarea
la coca-cola
el chocolate
ver Netflix
esquiar

GUSTA
GUSTAN

Slide 6 - Slide

vertel: 
*3 dingen die je leuk vindt uit het lijstje
*en 2 dingen die je niet leuk vindt
los libros
la paella
el fútbol
dormir
beber agua
comer comida española
el zumo de naranja
el hockey
ir al instituto 
hacer la tarea
la coca-cola
el chocolate
ver Netflix
esquiar

Slide 7 - Slide

Escribe gusta o gustan en vertel de reden (ev, mv, ww)
1. Me ________ la pasta. 
2. No me __________ las verduras. 
3. Me __________el inglés y el español. 
4. Me __________ jugar al hockey. 
5. ¿Te __________ los quesos franceses?
6. ¿Os __________ hacer tic tocs?
Ben je al eerder klaar met een opdracht?
Gebruik de extra tijd dan om woordjes van je woordenlijst te oefenen!

Slide 8 - Slide

Escribe gusta o gustan

1. Me gusta la pasta.                                   (enkelvoud)
2. No me gustan las verduras.               (meervoud)
3. Me gustan el inglés y el alemán.      (meervoud)
4. Me gusta jugar al hockey.                    (werkwoord)
5. ¿Te gustan los quesos franceses?  (meervoud)
6. ¿Os gusta hacer tic tocs?                     (werkwoord)

Slide 9 - Slide

¡A trabajar!
Ontkenning:
No betekent zowel nee als niet!
Soms noteer je het woord dus 2x achter elkaar. 
Plaats:
Het komt er altijd voor te staan.
Kijk maar naar het voorbeeld.
A. Vul in gusta of gustan
1. Me _____________________ las hamburguesas.
2. ¿Te ______________________ estudiar español?
3. Me ______________________ el fútbol.
4. ¿Te ______________________ bailar?
5. Me _______________________ los libros de Harry Potter.

B. Geef antwoord:
voorbeeld: ¿Te gusta el español? – Sí, me gusta el español of No, no me gusta el español
                       Vind je Spaans leuk? - Ja, ik vind Spaans leuk of Nee, ik vind Spaans niet leuk. 
1. ¿Te gustan los perros?
2. ¿Te gusta ver Netflix?
3. ¿Te gusta hablar español?
4. ¿Te gusta leer?
5. ¿Te gusta la música clásica?
6. ¿Te gustan los gatos?

Slide 10 - Slide

¿Te gusta(n) ...?
Sí me gusta(n) ...
No, no me gusta(n) ...

Slide 11 - Slide

¡Y ahora a aprender palabras en quizlet !

Slide 12 - Slide

Los deberes
     

         De volgende SO is op 17 maart! 
 
para el martes 14 de febrero:
leren woorden+zinnen
comunicación oef 1+2

Slide 13 - Slide

Tips
  1. Verdeel je leerstof in stukken.
  2. Leer niet te lang
    (meerdere keren kort leren werkt beter dan heel lang leren!)
  3. Herhalen, herhalen, herhalen
  4. Zorg voor afwisseling
    (leren, Quizlet, schrijven, overhoren etc.)

Slide 14 - Slide