This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
WE WETEN WAT EEN LIJDEND VOORWERP IS.
WE KUNNEN EEN LIJDEND VOORWERP UIT EEN ZIN HALEN.
De meeste zinnen bevatten een persoonsvorm, een gezegde en een onderwerp.
Veel zinnen hebben ook een lijdend voorwerp.
Je vindt het lijdend voorwerp door de vraag:
WAT (WIE) + pv + ow?
Tim | graaft | een kuil.
Wat graaft Tim? Tim graaft een kuil.
lijdend voorwerp = een kuil
Een speler | roept | de grensrechter.
Wie roept een speler? De speler roept de grensrechter.
lijdend voorwerp = de grensrechter
Elin | vertelt | een verhaal.
Wat vertelt Elin? Elin vertelt een verhaal.
lijdend voorwerp = een verhaal