This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Verkeer
De voorrangsregels
Slide 1 - Slide
Wat ga je leren?
Aan het einde van de les ken je de voorrangsregels en weet je hoe je ze moet toepassen in de praktijk.
Slide 2 - Slide
Verkeersborden
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Wat is de betekenis van dit verkeersbord?
A
Je rijdt op een voorrangsweg
B
Je mag hier niet harder dan 50
C
Geef voorrang aan alle bestuurders van rechts en links
Slide 5 - Quiz
Wat is de betekenis van dit verkeersbord?
A
Bestuurders die van rechts en links komen hebben voorrang
B
Voorrangskruispunt:
Bestuurders krijgen voorrang van links en rechts
C
Je moet hier rechtdoor rijden
D
Pas op: raketten.
Slide 6 - Quiz
Wat is de betekenis van dit verkeersbord?
A
Hier moet ik verplicht hand in hand lopen
B
Voetpad:
Je moet hier lopen
C
Hier mogen alleen ouders met hun kinderen lopen
Slide 7 - Quiz
Wat is de betekenis van dit verkeersbord?
A
Stop altijd! Je moet voorrang verlenen
B
Iedereen moet hier stoppen voor jou
C
Verboden in te rijden, je mag deze straat niet in
Slide 8 - Quiz
Wat is de betekenis van dit verkeersbord?
A
Verboden toegang voor auto's
B
Hier mag je oversteken als voetganger
C
Geef voorrang aan alle bestuurders van links en rechts
Slide 9 - Quiz
De voorrangsregels
Slide 10 - Slide
Verkeer van rechts
Verkeer (bestuurders) van rechts heeft altijd voorrang.
Slide 11 - Slide
Voorrangsweg
Je hebt voorrang op een voorrangsweg.
Slide 12 - Slide
Let op!
Deze voorrangsregel en borden gelden niet voor voetgangers!
Slide 13 - Slide
Zebrapad of haaientanden
Je hebt voorrang als je op een zebrapad loopt. Je hebt ook voorrang als je op een voorrangsfietspad fietst. Deze kan je herkennen aan de borden en haaientanden.
Slide 14 - Slide
Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor.
Wil je afslaan en rijdt er iemand tegemoet of achterop? Dan verleen je voorrang aan alle verkeersdeelnemers.
Slide 15 - Slide
Korte bocht gaat voor lange tocht
Slide 16 - Slide
Uitrit (ook onverharde weg)
Verkeer dat uit een uitrit rijdt, verleent voorrang aan alle verkeersdeelnemers.
Slide 17 - Slide
Noem de 5 voorrangsregels / borden.
Slide 18 - Open question
Miniquiz
Slide 19 - Slide
De auto wilt wegrijden. Wie heeft er voorrang?
A
De fietsers hebben voorrang.
B
De auto heeft voorrang.
Slide 20 - Quiz
Wie heeft er voorrang?
A
De auto heeft voorrang.
B
De fietser heeft voorrang.
Slide 21 - Quiz
Wie heeft er voorrang?
A
De auto heeft voorrang.
B
De fietser heeft voorrang.
Slide 22 - Quiz
Maak nu de opgaven in de volgende link. Hoeveel vragen had jij goed?