Veel gemaakte fouten op examen

Gebruik dit Alsjeblieft.. (goed lezen)
  • Bij een grote lap tekst > lees eerst te vraag door.
  • Lees de tekst goed door. 
  • Lees de vraag.
  • Geef antwoord op de vraag: door de vraag in je antwoord terug te laten komen.
  • 30% geeft verkeerd antwoord omdat ze helemaal geen antwoord geven op de vraag (door het slordige lezen, SUNDE!)
1 / 29
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Gebruik dit Alsjeblieft.. (goed lezen)
  • Bij een grote lap tekst > lees eerst te vraag door.
  • Lees de tekst goed door. 
  • Lees de vraag.
  • Geef antwoord op de vraag: door de vraag in je antwoord terug te laten komen.
  • 30% geeft verkeerd antwoord omdat ze helemaal geen antwoord geven op de vraag (door het slordige lezen, SUNDE!)

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Oefen met examen
met name met onderwerpen waar helaas vaak veel fouten worden gemaakt.
Oefen goed!
Snap je iets niet tijdens het oefenen> gelijk opzoeken

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Rekenvaardigheden
Bij het berekenen van iets eenvoudigs moet je de vraag goed lezen. Neem de moeite, want het is zonde om de punten te laten liggen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Kenmerken van insectenbloemen en windbloemen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Levenscyclus plant



-Zaad
-Kiemplant
-Volwassen plant
-Bloem
-Vrucht

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Dag 14:
Ovulatie

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Volgorde licht in het oog

  • Hoornvlies
  • Pupil
  • Lens
  • Glasachtig lichaam
  • Gele vlek (netvlies)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Het oor
Buiten oor: 
oorschelp-gehoorgang-oorsmeerkliertjes
Midden oor:
trommelvlies-gehoorbeentjes-trommelholte
Binnen oor:
slakkenhuis - gehoorzenuw

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

De samenstelling van bloed.
Het bloed bestaat uit plasma, witte bloedcellen, bloedplaatjes en rode bloedcellen.

Elk onderdeel heeft zijn eigen functies.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

De rode bloedcel.
Vorm; rond met een deukje in het midden. Ze hebben geen celkern.

Functie: vervoeren van zuurstof
Bevat  ijzerhoudende stof: hemoglobine.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

De witte bloedcel.
Vorm: heeft geen vaste vorm. Heeft wel een celkern.

Functie: maken ziekteverwekkers dood.
Etter/pus bestaan uit witte bloedcellen met dode ziekteverwekkers.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Bloedplaatjes.
Vorm: als propjes met armen. zijn restanten van uiteengevallen cellen.

Functie: zorgen voor de bloedstollen. 
Vormen een web bij een wondje. (het korstje)

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slagader
  • Wijde vaten
  • Dikke gespierde wanden
  • Van hart naar organen
  • Elastisch
  • Alleen kleppen aan het begin van de aorta en de longslagader
  • De slag van het hart is er in te voelen (pols)
  • Meeste liggen dieper in het lichaam

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Aders
  • Dunner dan slagaders
  • Dunne weinig gespierde wanden
  • Van organen naar hart
  • Bevat veel kleppen (om de 10 cm) om terugstromen                                   bloed te voorkomen
  • Geen slagkracht van hart te voelen
  • Holle aders voeren bloed terug naar hart

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Speciale cellen in de hersenen maken voortdurend nieuw hersenvocht aan. Andere cellen nemen het vocht op en geven het af aan het bloed.

Hersenvocht komt in een bloedvat terecht dat bloed uit het hoofd wegvoert.

Is dit bloedvat een ader of een slagader? En behoort het tot de grote of tot de kleine bloedsomloop?
A
Het is een ader van de grote bloedsomloop
B
Het is een ader van de kleine bloedsomloop
C
Het is een slagader van de grote bloedsomloop
D
Het is een slagader van de kleine bloedsomloop

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Celkenmerken
  • Op basis van celkenmerken 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

aBiotische & biotische factoren
Levende factoren
Levenloze factoren

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Voedselketen



Voedselketen
  • Een voedselketen begint altijd met een plant/producent. 
  • Pijlen gaan van links naar rechts!

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

  • Je moet de lagen van buiten naar binnen goed kennen.
  • Ook wat waar zit!
Lagen van de huid

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Het uitscheidingsstelsel

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

12-vingerigedarm, lever, galblaas, alvleesklier. 
Wat komt waar uit?

Slide 21 - Slide

lever produceert gal --> opgeslagen in galblaas. vetten worden kleiner gemaakt --> Emulgeren. alvleesklier produceert alvleessap. 


Verteringstelsel
-  Speekselklier
-> koolhydraten
-  Maagsapklieren
- > eiwitten
- De lever  en zijn gal -> emulgeren vetten
- Alvleesklier -> eiwitten, vetten en koolhydraten
 - Darmsapklieren  -> eiwitten, vetten en koolhydraten

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Het maken van een onderzoeksplan/werkplan
  1. Vraagstelling/onderzoeksvraag
  2. Hypothese (wat denk je?)
  3. Werkwijze (Wat ga je doen?)
  4. Benodigdheden (Wat heb je nodig?)
  5. Resultaten (Wat zie je, verwerkt in tabellen of grafieken)     Let op! Dit is nog geen antwoord op je vraag!
  6. Conclusie (Antwoord op je onderzoeksvraag)

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Fotosynthese
Verbranding

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Hoe maakt een plant glucose?
Bladgroenkorrels --> fotosynthese

Nodig voor fotosynthese:
  1. Koolstofdioxide
  2. Water
  3. Zonlicht
Producten van fotosynthese:
  1. Glucose
  2. Zuurstof
Examenvraag:
Bij welke proces wordt er glucose aangemaakt?

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Opbouw van groot naar klein

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Orgaanstelsels

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Bewustwoording
Bewustwording vindt plaats in grote hersenen. Pas als de impulsen daar aankomen, ben je je bewust dat de bonbons voor je neus staan.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Typen zenuwcellen
Er wordt onderscheid gemaakt tussen 3 typen zenuwcellen:
  1. Gevoelszenuwcellen
  2. Schakelcellen 
  3. Bewegingszenuwcellen
uitloper
uitloper

Slide 29 - Slide

This item has no instructions