Perron 3; les 2 HH pv / ow + ZN + LW

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g
• Leerjaar 1

Taalverzorging perron 3

Les 2

Programma

- herhaling perron 1 en 2

    * persoonsvorm

    * zinsdelen

    * gezegde

    * onderwerp

Persoonsvorm

Hoe vind je de persoonsvorm?

Wat is de pv:

Miranda gaat elke ochtend baantjes zwemmen.

Wat is de pv:

In de bus naar Maastricht zit een oude vrouw te slapen.

Wat is de pv:

Mijn zus is gisteren getrouwd.

Wat is de pv:

Waarom speel jij zo vaak vals?

Wat is de pv:

Wie wint het spel?

Zinsdelen

1. zet de persoonsvorm tussen streepjes

2. verander de volgorde van de zin

3. welke stukjes blijven bij elkaar

Ik / heb / over zes minuten / pauze.

Verdeel in zinsdelen:

De jongen zoekt in de kast naar het sprookjeskwartet.

Verdeel in zinsdelen:

De kinderen uit groep 3 spelen op het schoolplein met een springtouw.

Verdeel in zinsdelen:

Wij hebben gisteren in de nieuwe kooi een partijtje voetbal gespeeld.

Verdeel in zinsdelen:

Mijn zusje speelt de hele dag candy crush op haar iPad.

Verdeel in zinsdelen:

De handige jongen wast alle borden razendsnel af.

Het gezegde

Alle werkwoorden in de zin.

Ook de persoonsvorm!

Wat is het gezegde in de zin:

Mevrouw Koers noteert de scores meteen op een groot bord.

Wat is het gezegde in de zin:

Meneer De Groot kijkt die uitslagen elke keer goed na!

Wat is het gezegde in de zin:

Deze wiskundedocent laat ook steeds een bel luiden.

Wat is het gezegde in de zin:

Welke leerling gaat de meeste potjes winnen?

Wat is het gezegde in de zin:

Een fanatieke jongen bijt van spanning op zijn lip.

Wat is het gezegde in de zin:

Om vijf uur gaat de bel voor de laatste keer.

Wat is het gezegde in de zin:

De wedstrijden zijn afgelopen.

Wat is het gezegde in de zin:

Dan wordt de uitslag door mevrouw Koers voorgelezen.

Wat is het gezegde in de zin:

Bernd van Wageningen krijgt de prachtige wisselbeker.

Wat is het gezegde in de zin:

De volgende dag kon je een foto van hem in de krant zien staan!

Het onderwerp

Hoe vind je het onderwerp?

Wat is het onderwerp van de zin:

De jongen zet de pionnen op het tweede vlak.

Wat is het onderwerp van de zin:

Mijn zusjes spelen graag ganzenbord.

Wat is het onderwerp van de zin:

Heel vaak zit haar gans in de gevangenis.

Wat is het onderwerp van de zin:

Mijn opa en oma kunnen heel goed tegen hun verlies.

Wat is het onderwerp van de zin:

Dat vinden mijn broer en ik wel knap!