oefenen

Wat is sociale cohesie?
A
afhankelijkheid
B
de mate waarin mensen door bindingen het gevoel hebben bij elkaar te horen
C
verschil in inkomen
D
ongelijke verdeling van kansen
1 / 13
next
Slide 1: Quiz
MaatschappijleerMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat is sociale cohesie?
A
afhankelijkheid
B
de mate waarin mensen door bindingen het gevoel hebben bij elkaar te horen
C
verschil in inkomen
D
ongelijke verdeling van kansen

Slide 1 - Quiz

Individualisering:

A
geeft mensen een sterker wij-gevoel.
B
ontstond toen de invloed van de kerk kleiner werd.
C
is hetzelfde als sociale cohesie.
D
zorgt ervoor dat er minder jongerenculturen zijn.

Slide 2 - Quiz

In Nederland speelt vanaf 1960 de individualisering een belangrijke rol.
Individualisering wil zeggen dat iemand:

A
gezien wil worden als een zelfstandig individu.
B
economisch afhankelijk is.
C
weinig persoonlijke relaties heeft.
D
een samenlevingscontract heeft afgesloten.

Slide 3 - Quiz

Geef een voorbeeld van groepsdruk

Slide 4 - Open question

Je bent tolerant als je:
A
een ander zegt wat hij moet doen
B
een ander helpt
C
een ander in zijn of haar waarde laten
D
een ander overtuigen om zich anders te gedragen.

Slide 5 - Quiz

Je identiteit is een combinatie van je ervaringen en je ......
A
aangeboren eigenschappen
B
sociale controle
C
aangeleerde eigenschappen.
D
kennis

Slide 6 - Quiz

Internalisatie is
A
Bewust of onbewust aanleren van normen en waarden
B
Letten op hoe mensen zich gedragen
C
Aangeleerde normen en waarden gaan automatisch
D
Laten weten of iemand iets goed of fout doet

Slide 7 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een positieve sanctie in de les?
A
een compliment krijgen
B
strafregels schrijven
C
vooraan in de klas zitten

Slide 8 - Quiz

Sanctie betekent
A
Straf
B
Laten weten of iets goed of fout is gegaan
C
aangeleerde normen en waarden gaan automatisch
D
Mensen letten op hoe je je gedraagt

Slide 9 - Quiz

Socialisatie:
A
neemt af naarmate je volwassen wordt, en eindigt op een gegeven moment helemaal.
B
begint met internalisatie.
C
vindt op groepsniveau plaats, niet op individueel niveau.
D
vindt plaats door je gedrag en opvattingen te spiegelen aan die van anderen.

Slide 10 - Quiz

Wat is socialisatie?
A
Het accepteren van mensen en respect hebben
B
Het hebben van waarden en normen
C
Het aanleren van waarden, normen en gewoonten
D
Je verbonden voelen met een speciale groep

Slide 11 - Quiz

Een voorbeeld van nature kenmerken is?
A
je oogkleur
B
De taal die je spreekt
C
de baan die je krijgt
D
je geverfde haarkleur

Slide 12 - Quiz

Wat is sociale controle?
A
mensen letten op wat anderen doen.
B
de waardering die je krijgt van anderen.
C
iemand die steeds opnieuw iets strafbaars doet.
D
waarden en normen.

Slide 13 - Quiz