Oefenen proefwerk spelling module 3 klas 3

Spelling module 3
  • Oefenen, oefenen, oefenen!
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Spelling module 3
  • Oefenen, oefenen, oefenen!

Slide 1 - Slide

Spelling module 3
  • Hoofdletters
  • Leestekens
  • Als of dan?
  • Meervoud van zelfstandige naamwoorden
  • Werkwoordspelling: PV TT, PV VT, VD en TD

Slide 2 - Slide

Welk woord hoort er op de puntjes?

.... kwam ze de klas binnen.
A
Lachent
B
Lachend
C
Lachendt

Slide 3 - Quiz

Welk woord moet met een hoofdletter geschreven worden?
A
kerstboom
B
kerstkaart
C
kerstmis
D
kerstdiner

Slide 4 - Quiz

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

De glazen (glanzen) ...... net nog, maar nu niet meer.
A
glanste
B
glansten
C
glansde
D
glansden

Slide 5 - Quiz

Welk woord is FOUT gespeld?


A
bacterieën
B
theorieën
C
industrieën
D
kopieën

Slide 6 - Quiz

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

(Worden) ..... je zus morgen achttien?
A
Wort
B
Word
C
Wordt

Slide 7 - Quiz

Neem de zin over met hoofdletters en leestekens op de juiste plaats.

mevrouw van den berg heeft haar audi verkocht omdat haar rijbewijs in september verloopt

Slide 8 - Open question

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Heeft hij dat echt (beloven) ... ?
A
belooft
B
beloofd
C
beloofdt

Slide 9 - Quiz

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Als ik hem zie, weet ik zeker dat hij me (herkennen) ...... !

Slide 10 - Open question

Welk woord hoort er op de puntjes?

Vorige week ... wij onze opa en oma op het vliegveld.
A
begroete
B
begroeten
C
begroette
D
begroetten

Slide 11 - Quiz

Welk woord hoort er op de puntjes?

Het ... antwoord
A
onverwachte
B
onverwachtte
C
onverwachten
D
onverwachtten

Slide 12 - Quiz

Welke woord moet met een hoofdletter?
A
donderdag
B
middeleeuwen
C
suikerfeest
D
noordoosten

Slide 13 - Quiz

Welke meervoudsvorm is goed gespeld?
A
lollys
B
cowboys
C
babys
D
paraplus

Slide 14 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Hij is groter als mij.
B
Hij is groter dan mij.
C
Hij is groter als ik.
D
Hij is groter dan ik.

Slide 15 - Quiz

Welk woord hoort er op de plek van de puntjes?

Hij (aanvaarden) ... zijn straf mopperend.

Slide 16 - Open question

Wat is de juiste zin?
A
Jos eet twee keer zo veel als mij.
B
Jos eet twee keer zo veel als ik.
C
Jos eet twee keer zo veel dan mij.
D
Jos eet twee keer zo veel dan ik.

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste zin?
A
Maarten is echt anders dan ik.
B
Maarten is echt anders dan mij.
C
Maarten is echt anders als ik.
D
Maarten is echt anders als mij.

Slide 18 - Quiz