- Je kunt in stappen de voltooide tijd maken van: de regelmatige
werkwoorden op - er, de regelmatige werkwoorden op - ir en de
onregelmatige werkwoorden: avoir, être, faire, prendre.
- Je weet dat je om de passé composé te maken een voltooid deelwoord en een hulpwerkwoord nodig hebt en je kunt daarvoor de juiste bronnen vinden.
Je gaat oefenen met de zinnen op de volgende slides. Opdracht: gebruik de werkwoorden tussen haakjes als voltooid deelwoord en kies het juiste hulpwerkwoord.